de aanhangers eener kerkelijke partij, die slechts ééne (de goddelijke) natuur in Jezus Christus erkennen. Deze leerstelling werd in de 5e eeuw verkondigd door Eutyches (zie dat art.), en vond weldra eenen grooten aanhang.
De uitspraak van liet concilie van Chalcedon (451) dat er twee naturen in Christus aanwezig geweest waren onvermengd, doch ongescheiden vereenigd tot één persoon, was niet in staat een einde aan den twist te maken; evenmin het Henotikon, in 482 uitgevaardigd door keizer Zeno; onder de roomschgezinde keizers Justinus en Justinianus scheurden de M. zich geheel en al van Rome's Kerk los. Zij splitsten zich in vele secten. Het sterkst bleven de monophysitische gemeenten in Egypte, Syrië en Mesopotamië, waar ze de zelfstandige kerkgenootschappen der Jacobieten en der Armeniërs vormden.