hongaarsch geschiedschrijver, geb. Oct. 1809 te Szentes, 1844 professor aan het Theresianum te Weenen, 1847 proost te Hatvan, Maart 1848 bisschop van Csanad; daardoor lid van den Magnatentafel, behoorde hij tot de liberale partij, werd na 14 April 1849 minister van eeredienst en onderwijs, doch vluchtte na de nederlaag der hongaarsche omwenteling naar Parijs, van waar hij 1851 naar Zurich ging, terwijl hij Sept. 1851 door den oostenrij kschen krijgsraad bij verstek ter dood werd veroordeeld.
Zijn voornaamste hist. werk is (in het Hongaarsch: A'Magyarok' történele) "Geschiedenis der Hongaren" (4 dln. Papa 1842—46; Duitscb 3 dln. Pesth 1850—52).