eigenlijk Meibom (zie het vorige art.), geb. 1630 te Tónningen in Sleeswijk, hield zich inzonderheid bezig met het bestudeeren van de muziek der ouden, en schreef o. a. Antiquæ musicœ scriplores seplem Graeci et Latini (2 dln.
Amst. 1652), dat door hem opgedragen werd aan Christina, koningin van Zweden, die hem aan haar hof riep. Om zich een juist begrip te vormen van de oude muziek, liet die koningin grieksche muziekinstrumenten vervaardigen, om daarmede een echt oud-grieksch concert te laten geven : M. zou daarbij een grieksch aria zingen, en professor Nandius een griekschen dans uitvoeren. Doch de toehoorders, die geen Grieksch verstonden, begonnen zoo smakelijk te lachen, dat M. woedend werd, en zich niet ontzag Bourdelot, den lijfarts en gunsteling der koningin, te mishandelen. Om die reden genoodzaakt Stokholm te verlaten, begaf hij zich naar Kopenhagen, waar hij aangesteid werd als bibliothecaris van Frederik III. Doch ook hier kon hij hel, met zijn oploopend karakter, niet lang uithouden ; en na eenigen tijd rondgezworven te hebben, werd hij 1668 te Amsterdam aangesteld als professor der letteren en der geschiedenis; doch zich niet willende onderwerpen aan de voorschriften der regeering op het stuk van onderwijs, bekwam hij reeds in het volgende jaar zijn ontslag. Nu ging hij naar Engeland, van daar naar Frankrijk, keerde terug naar Nederland, en stierf in behoeftige omstandigheden te Utrecht 1711.