Geographisch- historisch woordenboek

Servaas de Bruin, D. Noothoven van Goor (1869)

Gepubliceerd op 29-11-2021

Kloosters

betekenis & definitie

lat. Claustra, d. i. afgesloten plaatsen.

Onder dezen naam verstaat men gebouwen, in welke monniken of nonnen gemeenschappelijk en volgens zekere statuten (regels) leven. Alle monniken of nonnen, die een en denzelfden regel of observantie volgen, vormen eene Klooster-orde. De eerste M. ontmoeten wij in de 4e eeuw in de woestijnen wan Opper-Egypte, gesticht door den heiligen Antonils; en reeds spoedig ontstonden er ook overal in Palestina, Syrië en Armenië. In Europa kwamen de K. door Athanasius, Ambrosius en Hieronymus; in Engeland werden ze ingevoerd door Augustinus, in Ierland door Patriek, in Nederland en Duitschland door Bonifacius. Eene groote verbetering onderging de inrichting der K. door Benediclus van Nursia, die in 529 het klooster MonteCasino bij Napels stichtte, en wiens regel (de observantie der Benedictijnen)de K. verhief tot woonsteden van vlijt en vroomheid. Doch de toenemende rijkdom der K. werd langzamerhand oorzaak, dat ze zedelijk ontaardden en, aan hunne oorspronkelijke bestemming geheel ontrouw, meerendeels schuilnesten werden van verdorvenheid. Doorde Kerkhervorming werd het destijds onlzachlijk groote getal K. aanmerkelijk verminderd. Keizer Jozef II hief 1781 de K. van ettelijke Orden geheel en al op, en beperkte het getal der overige zeer; en in Frankrijk werd 2 Nov. 1789 de opheffing van alle Klooster-orden gedecreteerd. Door paus Pius VII werden echter, na het herstel der Bourbons op den franschen troon, de opgehevene Klooster-orden hersteld, en reeds spoedig kwamen die in Portugal, Spanje, Napels en Italië weder tot grooten rijkdom en invloed. Wel werden de K. in Portugal bij het decreet van 28 Mei 1834, en in Spanje bij dat van 9 Mei 1837 opgeheven ; doch door het onvermoeide streven der room« sche Kerk, en inzonderheid der Jezuïeten, werden niet slechts in roomsch-katholieke, maar zelfs in protestantsche landen gedurig nieuwe K. gesticht. In het koningrijk der Nederlanden, waar het bestaan van K. door de wet verboden, en bovendien zoo geheel ia strijd is met de geschiedenis sedert onze afschudding van het spaansche juk, in Nederland bestaan desalniettemin een aantal K., allengs verrezen onder een bedriegelijk uiterlijk en onder een verbloemden naam, ten einde niet onder het bereik te vallen van de op het stuk der K. bestaande wetsbepalingen. Uitmuntend is, van een zuiver rechtsgeleerd standpunt, het bestaan der K. in Nederland behandeld door eenen verlichten Roomsch-katholiek, nl. Mr. J. B. baron van Hugenpoth tot den Berenclaauw, ridder der orde van den Nederl. Leeuw, kamerheer des konings in buitengewone dienst, en Advocaatgeneraal in Noord-Braband. Aan zijn hoogstbelangrijk geschrift, getiteld De Kloosters in Nederland in 1861 (Utrecht 1861) ontieenen wij slechts de slotsom van zijne uitvoerige statistiek, waaruit blijkt, dat er in het koningrijk der Nederlanden in het jaar 1861 reeds bestonden 176 zoo mannen- als vrouwenkloosters met 3003 leden (ongerekend het overgroote getal geestelijke broeders en zusters, die burgerlijke liefdadige inrichtingen bedienen). Ziehier de lijst dier K.:In de prov. Mannenkloosters

N.-Braband 18 met 569 leden

Gelderland 1 met 30 leden

Z.-Holland 3 met 41 leden
N.-Holland -

Zeeland -

Utrecht -

Friesland -

Overijsel 1 met 6 leden

Groningen 1 met 3 leden

Limburg 13 met 323 leden

Totaal 39 Mannenkloost met 815 leden

In de prov. Voruwenkloosters

N.-Braband 67 met 1211 leden.

Gelderland 15 met 159 leden

Z.-Holland 9 met 116 leden
N.-Holland 8 met 138 leden

Zeeland 3 met 27 leden

Utrecht 6 met 67 leden

Friesland 3 met 20 leden

Overijsel 4 met 56 leden

Groningen 1 met 14 leden

Limburg 21 met 380 leden

Totaal 137 Vrouwenkloost. met 2188 leden.

< >