Geographisch- historisch woordenboek

Servaas de Bruin, D. Noothoven van Goor (1869)

Gepubliceerd op 29-11-2021

Kerkelijke staat

betekenis & definitie

of Pauselijke Staten, ital. Stato dcllaChiesa, ook Slali Ponlifici of Stati Romani, het eenige rijk in de christenwereld, dat niet door een wereldlijk vorst geregeerd wordt; doch waarover de Paus, als het hoofd der roomsch-katkolieke Kerk, de souvereinileit uitoefent.

Vóór 1860 omvatte de K.-S. een aanzienlijk gedeelte van Middel- en Opper-ltalië (bijna 753 vierk. mijlen, met 3,125,000 zielen). Sedert dien tijd zijn echter, van de vijf legatiën, waarin de K.-S. sedert 22 November 1850 ingedeeld was, drie legatiën (nl. de Marken, de Romagna en Umbrië) geheel en al, en van de twee andere legatiën gedeelten (nl. Orvièto, Benevent en Ponte-Corvo) bij bet koningrijk Italië ingelijfd; zoodat de K.-S. tegenwoordig nog slechts bestaat uit de stad Rome met de Comarca (zonder Orvieto) en dedelegatién (d. i.onder-legatien) Viterbo.CivitaVecchia, Velletri en Frosinone (zonder Ponte-Corvo), dus in 't geheel slechts even 214 vierk. mijlen, met omstr. 290,000 zielen. De wording van den K.-S. dagteekent van omstreeks het midden der achtste eeuw; tot dien tijd bezaten de pausen geen ander dan geestelijk gezag. Reeds Gregorius III maakte zich onafhankelijk in Rome, dat door de oostersche keizers was opgegeven. Pepijn de Korte schonk 755 het exarchaat van Ravenna en de Pentapolis aan paus Stephanus II; Karel de Groote voegde 774 het Perugiaansche en het hertogdom Spoleto daaraan toe; door keizer Hendrik III werd 1053 het hertogdom Benevent aan den paus afgestaan; en dooide vermaarde schenking van de markgravin Matbilde van Toskanen (1077) kwam de paus in het bezit van de steden Bolsena, Bagnara, Montefiascone, Viterbo, Civita-Caslellana, Cmta-Vecchia, Cornelo, Bracelano,enz., die het Patrimonium van den heiligen Petrus uitmaakten. Intusschcn waren de pausen niet altijd in het onbetwiste bezit van die landen. Herhaalde malen trachtten de keizers van Duitschland een recht van suzereiniteit over Rome en over al de landen van den K.-S. te doen gelden; sommigen verdreven zelfs den paus uit Rome, of benoemden een paus naar hun welbehagen, en maakten zoodoende van het pausdom eene soort van leenmanschap (zie OTTO I, HENDBIK III, enz.). Paus Innocentius III (gest. 1216) deed de laatste sporen van ondergeschiktheid verdwijnen, doordien hij zich als souverein liet huldigen door den prefect van Rome (1198), die tot dusverre steeds benoemd was geworden door den keizer. In 1274 bekwam Gregonus X van Frankrijk's koning het graafschap Venaissin. De Romeinen waren echter ten allen tijde geneigd om tegen het wereldlijk gezag van den paus in opstand te komen; en dit was dan*bok de reden, waarom de pauselijke residentie 1509 verlegd werd naar Avignon, dat tot 1377 de zetel van het pausdom bleef (in 1348 kocht Clemens VI de stad Avignon van Johanna van Sicilië,gravin vanProvence). Daar Rome zich in 1347 ais republiek geconstitueerd had, had het wereldlijk gezag van den paus gedurende eenigcn tijd in Italië niets te beduiden. Door den legaat Albornoz werd het wel is waar namens Innocentius VI (1353—65) hersteld; desniettemin bestond het louter in naam: want nagenoeg al de steden hadden zich herschapen in kleine prinsdommen, die elk aan eene familie toebehoorden. Het geslacht Alidosi regeerde te Irnola, ’t geslacht Malalesla te Rimini, ’t geslacht Montefeltri te Urbino; Bologna was eene republiek gebleven. Die verschillende landen kwamen achtereenvolgend, en na verschillende omwentelingen, onder het gezag van den pauselijken Stoel: Citta-di-Castello in 1502; Imola, Faenza, Forli, Rimini in 1509; Bologna in 1513; Perugia in 1520; Camerino in 1538; Ferrara en Comacchio in 1598; het hertogdom Urbino in 1626; enz. De anti* keizerlijke staatkunde der pausen veroorzaakte, dat de K.-S. herhaalde malen ten doel stond aan vijandelijke invallen: zoo ten tijde van Karel V, zoo in den spaanschen successie-oorlog. Binnenslands was, in den laatsten tijd vooral, het nepotismus van nadeeligen invloed. Ook begonnen de roomsch-kath. gouvernementen zich meer en meer van Rome te emancipeeren, zoodat in 1783 zelfs Napels het oude leenverband, waarin het tegenover den Paus placht te staan, ophief. Erger gevaren bedreigden den K.-S. door de eerste fransche omwenteling. Bij den vrede van Tolentino moest do paus Avignon aan Frankrijk, en do Romagna, Bologna en Ferrara aan de Cisalpijnsche republiek afstaan. Een oploop in Rome tegen de Franschen (28 Dec. 1797) werd de aanleiding tot de inname van Rome 10 Febr. 1798, en acht dagen later (18 Febr.) werd de K.-S. herschapen in eene Romeinsche republiek. Wel nam paus Pius VII, onder bescherming der oostenrijksche wapenen, in 1800 weder bezit van Rome, en stond gedurende eenigen tijd in goede verstandhouding met Frankrijk; doch uithoofde hij weigerde om den Code Napoleon in te voeren en aan Engeland den oorlog te verklaren, werden hem in 1807 de provinciën Ancona, Urbino, Macerata en Camerino afgenomen, en 2 Febr. 1808 rukten 8000 Franschen de stad Rome binnen. Bij decreet van 17 Mei 1809 werd de K.-S. bij het fransche keizerrijk ingelijfd, en Rome tot eene vrije keizerlijke stad verklaard. Eerst in 1814 konde de paus naar Rome terugkeeren, en werd hem al zijn grondgebied, zooals het vóór 1797 geweest was, teruggegeven, met uitzondering enkel van Avignon en Venaissin, en eene kleine streek ferrarisch grondgebied aan gene zijde van den Po. De pausen sedert dien tijd hebben te worstelen gehad met de algemeene bewegingen in Italië. Bij de opstanden van 1831 en 1832 werd het pauselijk gezag slechts gehandhaafd door het binnenrukken van oostenrijksche troepen, die eerst 1838 Rome weder verlieten, waarop ook de Franschen het 1832 door hen bezette Ancona ontruimden. Niet algemeen zijnde uitbarstingen hadden plaats 1843 in de Romagna, 1845 in Rimini, doch waren niet opgewassen tegen de strenge regeeringsmaatregelen van GregoriusXVl. Metalgemeene blijdschap werd 1846 de nieuwe paus, Pius IX, begroet, die den weg van verzoening en hervorming betrad, doch daarbij reeds spoedig derwijze door den loop der omstandigheden in drang geraakte, dat hij 25 Nov. 1848 naar Gaéta vluchtte, waarop zich te Rome een voorloopig bewind vormde, en in Febr. 1849 de republiek uitgeroepen werd, aan het hoofd waarvan Armellini, Saffi en Mazzini optraden. Om den paus op zijnen wereldlijken troon te herstellen, rukten oostenrijksche, napolitaansche, spaansche en fransche troepen aan; en de Franschen bemachtigden 2 Juli 1849 Rome, nadat dit zich met voorbeeldelooze dapperheid verdedigd had. Eerst in April 1850 echter keerde de paus naar Rome terug, dat van dien tijd af, gelijk het heette ter bescherming van den Heiligen Stoel, bezet bleef door eene fransche legermacht, die wel is waar in 1860 toeliet, dat het grootste gedeelte van den K.-S. bij het nieuwe koningrijk Italië ingelijfd werd, doch overigens niet te bewegen was den paus aan zijn lot over te laten. Eerst lang daarna kwam tusschen Italië en Frankrijk eene conventie tot stand, krachtens welke Italië zich verbond het grondgebied, dat den Paus nog restte, en zijne wereldlijke souvereiniteit onaangetast te laten, waartegen Frankrijk beloofde zijne bezettingstroepen uit Rome terug te zullen trekken; en deze conventie is in 't laatst van 1866 ten uitvoer gelegd.

< >