Kalmyken, ook wel Eleulhen (Ötóf) genoemd, of, gelijk ze zich zelven noemen, Derben-Eret (Dörbön-Oirat), d. i. de Vier verbondene stammen, vormen de talrijkste en beroemde natie van het Mongooische volk. De eerste der vier hoofdstammen, de Cboschoten, of Khosjoten, staan onder het oppergezag van China, en bewonen de landstreek van het Koko-Noor of Blauwe meer; een gedeelte van dezen stam is echter omstreeks 1759 (volgens anderen reeds in 1675) naar het gebied van Astracan verhuisd, en bewoont daar, onder het oppergezag van Rusland, het oeverland aan de Wolga.
De tweede stam, indertijd de rijkste en moedigste, zijn de Dzoeiigaren (zie DzoENCARue), die in de 18e eeuw door de Chineezen onder het juk zijn gebracht. De derde stam, de Derbeten, kwamen zich reeds vroeg in Rusland nederzetten, en hebben zich in den laatsten tijd gedeeltelijk opgelost in de Donschc kozakken. De vierde stam, de Torgoten, kwamen 1616 naarde vlakten langs de Wolga, doch keerden later meercndeels naar hunne vroegere woonplaats terug. Het getal der onder russisch gezag slaande K., meest allen nog Bhoeddisten, slechts weinig Christenen en Mahomedanen, wordt geschat op 125,000 zielen. De taal der K. is na verwant met het Mongoolsch, en heeft een eigen letterschrift en eene eigene letterkunde. Eene kalmuksche spraakkunst leverde Zwick (Donaueschingen 1852).