engelsch reiziger, geb. omstr. 1823 te Jordans bij Hellester in ’t graafschap Somerset, trad in dienst bij de marine, en was opgeklommen tot kapitein, toen het plan tot rijpheid bij hem kwam, om door te dringen in Afrika's binnenland, ten einde de bronnen op te sporen van den Nijl. Na onbeschrijflijke gevaren en moeilijkheden ontdekte hij 31 Juli 1858 het Nyanza-meer of meer Oekerewe (Ukerewe).
Ofschoon hij toen reeds dadelijk dit groote meer voor het oorsprongspunt van den Nijl hield, wilde hij zich dienaangaande volkomen vergewissen: tot dat einde ondernam hij in 1860, gezamenlijk met kapitein Grant, uitgaande van Zanzibar op de oostkust van Afrika, eenen nieuwen tocht naar het binnenland. Op die reis, die 2 jaren en vijf maanden duurde, werd nagenoeg de geheele kustrondte van het Nyanza-meer door S. opgenomen, en hij kwam 23 Febr. 1864 behouden te Gondo Cora aan den bovenloop van den Nijl aan. Door zijne nasporingen is over een vóór hem totaal onbekend gedeelte van Oost-Afrika’s binnenland het noodige licht verspreid, en tevens de oorsprong van den Nijl uit 't Nyanza-meer een onbetwistbaar feit geworden. In Engeland teruggekeerd, gaf hij de beschrijving van zijne reis in 't licht: Journal of the discovery of the source of Ihe Eik (2 dln. Londen 1863). Doch nauwlijks een jaar later in de omstreken van Clipperhall op de jacht zijnde, wilde S. eenen muur overklimmen, waarbij hij het ongeluk had dat zijn geweer afging, en doodelijk getroffen door het schot stierf hij oogenblikkelijk (Sopt. 1864).