geb. 11 Mei 1805 te Scheuerfeld in het Coburgsche, eerst aan de universiteit te Leipzig, ging 1829 naar Rusland, waar hij sedert 1843 eerste bibliothecaris is aan de keizerl. bibliotheek en directeur van het aziatisch museum te Petersburg; heeft zich inzonderheid verdienstelijk gemaakt op het gebied der geschiedenis van de iranischeen caucasische landen. Behalve Grammatische Bemerkungen über die Sprache der Afghanen (Petersb. 1840) en A Chrestomathy of the Pushtu (Petersb. 1847) leverde hij,naar NeametUllah vertaald, eene History of the Afghans (2 dln.
Londen 1829), en gaf bovendien in het licht: de door schir-ed-Din geschrevene »Geschiedenis van Taberistan, Rujan en Mesenderan” (2 dln. Petersb. 1850); Chondemir’s »Geschiedenis van Taberistan” (Petersb. 1850); en de belangrijke »Bronnen tol de Geschiedenis der zuidelijke kustlanden van de Caspische Zee” (dl. 1—4, Petersb. 1855—61). Hij leverde nog meer geachte werken, alsook zeer verdienstelijke bijdragen tot de oostersche munt- en penningkunde.
