Geographisch- historisch woordenboek

Servaas de Bruin, D. Noothoven van Goor (1869)

Gepubliceerd op 29-11-2021

Jaen

betekenis & definitie

1) nieuw-lat. Gienna of Giennum, stad in Spanje, nabij den zich in den Guadalquivir ontlastenden Rio-de-Jaen, 8 mijlen benoorden Granada, op eenen berg; 19,500 inw.; ligt volgens sommigen ter plaatse van het oude Flavium (dat ook onder de namen Oningis en Oringis voorkomt), volgens anderen ter plaatse van het oude Mentessa.

In den tijd der Romeinen was J. reeds eene belangrijke stad, en nam nog toe in gewicht onder de Mooren. Tot het kalifaat Cordova behoorende, werd J„ bij de verbrokkeling van dat kalifaat, de hoofdstad van een afzonderlijk moorsch koningrijk J. Alfons VIII van Castilie versloeg de Mooren bij J. in 1157; door Ferdinand III van Castilie werd J. bemachtigd 1246; het grondgebied van J. werd door de Mooren verwoest 1295, 1368 en 1407; sedert dien lijd is de stad J. in verval geraakt, en heeft zich niet weder tot zijnen ouden luister kunnen herstellen. De stad J. is tegenwoordig de hoofdpl. der prov. J. (ongeveer het voormalige moorsche koningrijk J.), beslaande circa 244 vierk. mijlen, bevolkt met 346,000 zielen; in het noorden dezer prov. verscheidene vertakkingen van de Siërra Morena, waar men 1767 is beginnen te kolonizeeren.2) voluit Jaen de Bracamoros, stad in Ecuador, dept. Assuay, aan den Chinchipe, waardeze zich in de Amazonen-rivier ontlast; 2500 inw.

< >