Geographisch- historisch woordenboek

Servaas de Bruin, D. Noothoven van Goor (1869)

Gepubliceerd op 29-11-2021

Ioniërs

betekenis & definitie

lat. lonii, een der vier afdeelingen van het helleensche volk, werd gezegd af te stammen van Hellen, door zijnen zoon Xuthus, die zelf vader was van Ion en Achaeus. Omstreeks 1440 v.

Chr. kwamen de I. bezit nemen van het westelijk gedeelte van Ogygié, alsmede van MSgialea, en gaven aan elk dier twee landstreken (die later Attica en Achaia werden), den naam van I.; doch deze twee fonien bleven niet lang elk afzonderlijk bestaan. Tijdens den inval der Doriérs in den Peloponnesus (1190), werden de I. uit .-Egialea verdreven door de Acheers, .en namen de wijk naar de I. in Attica; doch Attica was toen reeds als overkropt met Eoliers, Corinthiers en Epidanriers, zoodat de meeste I. al spoedig een ander heenkomen zochten. Onder Neleüs en andere zonen van Codrus gingen zij omstr. 1140 v. Chr. in grooten getale koloniën stichten op de Cycladen en op de westkust van Klein-Azie, zoomede op de naburige eilanden. Zij stichtten er de twaalf steden van lonie, en aan de Eoliers ontweldigden zij Magnesia en Smirna (zie lomé). Van al de Hellenen waren de I. ontegenzeggelijk degenen, in wier midden de beschaving het spoedigst veld won. Levenstool), poezie, wijsbegeerte en schoone kunsten ontwikkelden zich bij hen reeds sedert de 9e eeuw v. Chr. Homerus was een Ionier. De Ionische tongval was het zachtste dialect der helleensche taal, en de Ionische stijl in de muziek was de zoetste en liefelijkste. De I. hebben ook hunnen naam gelaten aan eene orde der bouwkunst, die zich onderscheidt door de dubbele voluten, waarmede het kapiteel prijkt.

< >