twee deensche dichters, vader en zoon; vooral laatstgen. is beroemd:
(Pet. Andr.), de vader, geb. 16 Nov. 1758 te Vordingborg, werd 1800 wegens staatkundig liberalismus gebannen, ging naar Parijs, was onder Napoleon en tot 1817 chef-de-bureau bij het ministerie van buitenl. zaken te Parijs, en stierf aldaar 30 April 1841. Al zijne tooneelstukken verschenen te Kopenhagen (3 dln. 1792—94; 4dln. 1806—19). —H. (Joh.Lodew.), de zoon, geb. 14 Dec. 1791, werd na volbrachte studie geneesheer, doch wijdde zich alras geheel aan de dichtkunde; 1822 prof. te Kiel, 1849—56 directeur van den koninkl. schouwburg te Kopenhagen, stierf aldaar 25 Aug. 1860. Poeliske Skrifter (8 dln. Kopenhagen 1848—49); Prosaiske Skrifter (5 dln. Kopenh. 1841—44);»Noordsche Mythologie” (Sleeswijk 1849); enz.