(of Uriël), portugeesch edelman uit een vroeger joodsch geweest geslacht, werd 1587 te Oporto geboren en in het katholicismus opgevoed. Twijfel aan de goddelijkheid van het Christendom bragt hem in de noodzakelijkheid te vluglen en de wijk te nemen naar Amsterdam, waar hij, onder den naam van Uriël, tot het Jodendom overging.
Om zijne vrijgeestige begrippen geraakte hij echter ook met de rabbijnen in strijd, on werd, naar aanleiding van zijn verdedigings-geschrift, in 1624 door de Joden bij de christen-overheid aangeklaagd en beschuldigd van atheismus, ten gevolge waarvan hij voor zeven jaren gebannen en zijn vermogen verbeurd verklaard werd. Later onderwierp hij zich wel is waar aan vernederende tuchtigingen, ten einde in zijne bezittingen hersteld te worden, doch het duurde niet lang of hij werd weder van atheismus verdacht, waarop hij, in eene vlaag van wanhoop, in 1640 (anderen zeggen in 1647) 2ich zelven van het leven beroofde. Kort voor zijnen dood had hij zijne eigene levensbeschrijving te boek gesteld, die onder den titel van Exemplar vitte humanat het licht zag bij Limborch (Amsterdam 1687), en welk werk in 1847 te Leipzig is uitgegeven met duitsche vertaling naast den latijnschen tekst. Poëtisch is zijn leven behandeld door den Duitscher Gutzkow in eene novelle getiteld De Sadduceêr in Amsterdam, en later in een drama getiteld Uriël Acosta.