keizer van het Westersch-rom. rijk, geb. 384, tweede zoon van keizer Theodosius I, bij wiens dood (395) het rijk gedeeld werd; H.’s broeder Arcadius bekwam de oostelijke helft; en H., aan wien de westelijke helft ten deel viel, resideerde eerst te Milaan, sedert 403 te Ravenna. Zijn voogd Stilicho, een even bekwaam minister als veldheer, voerde de teugels van het bewind met krachtige hand, doch werd weldra, inzonderheid door den gesnedene Olympius, verdacht gemaakt, dat hij zelf naar het keizerschap streefde, waarom H. hem (Stilicho) in 408 ter dood deed brengen.
Alarik, koning der Gothen, die reeds verscheidene invallen in Italië gedaan had, doch telkens door het veldheerstalent van Stilicho teruggeslagen was, maakte zich nu meester van Rome, dat hij door zijne woeste horden liet plunderen(410); en zelfs te Ravenna zou H. niet lang meer veilig geweest zijn, indien niet de dood van Alarik hem reeds spoedig van dien gevaarlijken vijand verlost had. De schoonste wingewesten des rijks zag de zwakke H. zich door de Barbaren ontweldigen; Groot-Britannie, Gallie, Spanje verloor hij; bij zijnen dood (423) maakte Primicerius Johannes zich van den troon meester, doch moest dien reeds spoedig (425) afstaan aan Valentinianus III.