Geographisch- historisch woordenboek

Servaas de Bruin, D. Noothoven van Goor (1869)

Gepubliceerd op 21-10-2021

Elout

betekenis & definitie

aanzienlijk nederlandsch geslacht, dat tot stamheer heeft Lieven Janszoon de Hellaut, een Franschman, die zich in het begin der 16e eeuw te Gent nederzette (in later tijd is de H en l uit dien naam weggelaten, en zoo is de naam E. ontstaan. De eerste E., die zich in Holland kwam vestigen, was

(Francois), geb. 1551 te Gent; toen die stad door den hertog van Parma was veroverd, werden zijne bezittingen verbeurd verklaard, nadat hij zich, als ijverig Protestant,door de vlucht aan de geloofsvervolging onttrokken en de wijk genomen had naar Haarlem, waar hij 20 April 1615 stierf.

(Cornelis Theodorus), afstammeling van den vorige, geb. 22 Maart 1767 te Haarlem, studeerde de rechten te Leiden, vestigde zich 1790 te Amsterdam als advocaat, en had verscheidene rechterlijke ambten bekleed, toen hij 1805 als commissaris-generaal naar Nederlandsch lndië gezonden, doch bij zijne aankomst te New-York teruggeroepen werd. Door Lodewijk Napoleon tot lid van den raad van state benoemd, bekleedde E. die betrekking tot de inlijving van Holland bij Frankrijk, toen hij als ambteloos burger verkoos te leven van zijn pensioen,en zich te 's Gravenhage vestigde. Na de omwenteling van 1813 weder in het openbare leven teruggekeerd,vertrok hij Oct. 1815 als commissaris-genl. naar Indiê, om met twee ambtgenoolen (v.d. Capelle en Buyskes) onze O. I. bezittingen van de Engelschen over te nemen, en alles op een geregelden voet te brengen. In .Januari 1819 had hij zijne moeilijke taak volbracht, en keerde in October van dat jaar in Nederland terug, waar hij een voorbeeld gaf van onbaatzuchtigheid, door voor het hem toekomende pensioen van zes duizend gulden te bedanken. Later werd hij minister van nijverheid en kolonien(1820), minister van marine en koloniën (1826), minister van staat (1831); van 1832 tot 1841 was hijminister van staat zonder portefeuille, en stierf 3 Mei 1841.

(Cornelis Pieter Jacob), oudste zoon van den vorige, geb. 26 Nov. 1795 te Haarlem, diende eerst als vrijwilliger in den veldtocht van 1815, was bij de inname van Quesnoy en bij de belegeringen van Valcnciennes en Condè, werd door koning Willem 1 bevorderd tot kapitein, en vergezelde als zoodanig de expeditie naar Java. Behalve een kortstondig verblijf in het moederland (1822— 1825, 1837—1839), bracht E. van 1815—1842 in Oost-Indië door, verrichtte er tal van schitterende krijgsbedrijven, waarvoor hij met menige welverdiende onderscheiding beloond werd; en toen hij, door het klimaat en vele doorstane vermoeienissen verzwakt, in het laatst van 1842 naar Nederland terugkeerde, bekleedde hij den rang (sedert 1837) van generaal-majoor; zijne geschokte gezondheid mocht in hel vaderland geen herstel vinden, en hij stierf reeds 3 Sept. 1843. Aan E. danken wij een Maleisch, Nederduitsck en Fransck Woordenboek en spraakkunst (3 dln. Haarlem 1824), door hem bewerkt naar dat van Marsden, die er van getuigde, dat het werk van E. het zijne verre overtrof

< >