Geographisch- historisch woordenboek

Servaas de Bruin, D. Noothoven van Goor (1869)

Gepubliceerd op 21-10-2021

Doesburg

betekenis & definitie

of Doesborgh, lat. Teutaburgum, stad in Gelderland, 5 uren gaans benoordw.

Arnhem en 3 uren gaans bezuiden Zutphen, aan de samenvloeiing van den Ouden met den Nieuwen IJsel; 3800 inw. Vermoedelijk ontstaan uit eene door den rom. veldheer Ciaudius Driisus eenige jaren vóór Christus’ geboorte aangelegde sterkte (BrusiBurgum, dus Droesborgh, dat dan door weglating van de r verbasterd zon zijn in D.), werd D. in het begin der 13e eeuw door Gerard III, graaf van Gelder en Zutphen, met stadsrechten beschonken, en 1607 door prins Manrits van vestingwerken voorzien, welke echter door de Franschen, die D. 1672 hadden bemachtigd, in 1674, toen zij genoodzaakt waren D. te verlaten, geheel vernield en nooit weder opgebouwd zijn. Behalve dat I). in 1550 door de pest bezocht werd, leed deze stad geen bijzondere rampen. In 1572 werd zij door graaf Van den Berg ingenomen voor den prins van Oranje; doch kort daarna weder ontruimd, bleef D. in handen der Spanjaarden tot 1576, toen de stad weder aan de Staten overgiug; in 1585 door verraad in de spaansche macht gekomen, werd I). 1586 belegerd en ingenomen door graaf Leicester, en kwam sedert niet meer in handen der Spanjaarden.

< >