(Johann Andreas), duitsch letterkundige, geb. 29 Jan. 1723 te Johstadt of Jozefstadt nabij Annaberg in Saksen, gest. 12 Junij 1788, begon zijne loopbaan als geestelijke, en werd hofkapelaan te Kopenhagen, daarna professor der godgeleerdheid, eerst aan de hoogeschool aldaar en vervolgens te Kiel. Hij wordt geroemd alsredenaar, als geschiedkundige en bovenal als lierdichter.
Hij was bevriend met Klopstock. Hij liet twee zonen na, die uitstekende geleerden werden, nl.: C. (Karl Friedrich), zoon van den vorige, geb. te Quedlinburg 7 Maart 1752, gest. te Parijs 8 Dec. 1807, was boekdrukker te Parijs, legde zich later toe op de letterkunde, en vertaalde verscheidene werken van Klopstock en Schiller in het Fransch, en schreef een goed duitsch-fransch woordenboek (1805); en C. (Andreas Wilhelm), geb. 1760, gest. 1833, heeft een aantal nuttige werken uitgegeven over de algemeene taal- en regtsgeleerdheid.(Karl Gottlob), vruchtbaar romanschrijver, geb. 3 Maart 1758 in Saksen, gest. 7 Junij 1817, heeft 90 boekdeelen in het licht gegeven. De voornaamste zijner romans is Erasmus Schleicher (4 dln. Leipzig 1789).
