naam van een plebejisch romeinsch geslacht, waaruit de keizers Vespasianus, Titus en Domitianus gesproten zijn.
Ook Constantius Chlorus en Constantijn de Groote droegen den naam F.
Aanvankelijk was F. een bijnaam geweest, om de kleur van het hoofdhaar aan te duiden (a flavis capillis). Onder de keizers, sedert Vespasianus, namen vele Romeinen den naam F. aan uit vleizucht; het werd toen een voornaam.