(Constantijn), geb. omstr. 1650 in Moldavië, diende in de turksche armee tijdens den veldtogt van Mahomed IV tegen Polen, onderscheidde zich in den slag bij Choczim (1674), en werd belast met de verdediging van de grenzen tusschen den Dniester en den Proetb. Dezen post bekleedde C., toen vorst Demetrius Cantaeuzenus, de stadhouder van Moldavië, hem uit naijver zwart maakte bij den seraskier Soliman-Pacha; doch C.regtvaardigdezich volkomen, en bekwam nu het vorstendom van zijnen betichter; hij regeerde over Moldavië acht jaren tot aan zijnen dood (1693).
(Demetrius), zoon van den vorige, geb. 1673 in Moldavië, gest. 1723, werd tot stadhouder van Moldavië benoemd uit erkentenis voor de diensten zijns vaders. Doch ontevreden over het ottomanische hof, gaf Demetrius C. in 1710 gehoor aan de aanbiedingen van tsaar Peter den Croote, die destijds in oorlog was met Turkije, en werd de bondgenoot der Russen, waarvoor Moldavië ten behoeve van de familie C. zou worden verheven tot een erfelijk vorstendom onder protectoraat van Rusland. De loop der gebeurtenissen maakte de uitvoering van dit traktaat onmogelijk; doch C. werd daarvoor schadeloos gesteld door den tsaar, die hem den titel schonk van rnssisch prins,met aanzienlijke bezittingen inUkraine. Demetrius C. liet in het Latijn na eene «Geschiedenis van de opkomst en den ondergang van het ottomanische rijk", in 'tEngelsch vertaald door Nic. Tyndal (2 dln. Londen 1754).