fransch Bruges, sterke belgische vesting en hoofdpl. der prov. West-Vlaanderen, 11 mijlen benoordw.
Brussel en 2 mijlen van de zee, aan de vereeniging der voor groote zeeschepen toegankelijke kanalen van Gent, Sluis en Ostende; 50,000 inw. Het ontstaan van B. dagteekent uit de 7eeeuw; in de 13e eeuw was B. stapelplaats voor het Hanzeverbond en den engl. wolkandel; in de 14e eeuw was B. het middelpunt van den wereldhandel, vol pracht en luister, en telde toen over de 200,000 inw. In verval begon B. te geraken door de twisten met keizer Maximiliaan; de handel verlegde zich sedert naar Antwerpen en Amsterdam. In 1745 en 1794 behoorde B. aan Frankrijk; tijdens het eerste keizerrijk was het de hoofdpl. van het dept. Lys; 1815—1830 maakte het deel uit van het koningrijk der Nederlanden; sedert is het belgisch. Naar B., waar hij zich gevestigd had, werd de schilder Jan (Joannes) van Eyck ook wel Jan (Joannes) van Brugge genoemd.