(graaf), fransch maarschalk, geb. 12 Dec. 1772 te Mirepoix, gest. 21 April 1842, trad bij de uitbarsting der fransche omwenteling in krijgsdienst, was reeds 1804 divisie-generaal en streed op de roemvolste wijze sedert 1810 in Spanje, waar hij 1812 het opperbevel aanwinrdde over het korps van maarschalk Marmont, en den terugtogt door Portugal meesterlijk bestuurde. Ofschoon hij tot het laatste oogenblik gestreden had voor Napoleon, werd hij door Lodewijk XVIII benoemd tot inspectenr-generaal der infanterie; bij den terugkeer van Napoleon in 1815 evenwel vatte C. dadelijk weder voor hem de wapenen op, en was een der krachtdadigste bestrijders van de Bourbons.
Deswege na Napoleons val van hoog veraadbeschuldigd, nam hij de vlugt naar Noord-Amerika, en werd 1816 bij verstek ter dood veroordeeld. In 1819 bekwam hij evenwel vergunning om in Frankrijk terug te keeren, werd herhaalde malen tot afgevaardigde gekozen, en verving 1830 Bourmont als opperbevelhebber in Algerië, waar hij door zijne krijgsdaden den maarschalksstaf verdiende, doch ten gevolge van eenige misgrepen reeds 1831 terug werd geroepen. In 1835 echter andermaal (als gouverneur-generaal) naar Algerië gezonden, werden de tegenheden der Franschen te Constantine gedeeltelijk aan hem te laste gelegd, zoodat hij in Jan. 1837 naar Frankrijk terugging om zich teregtvaardigen;intusschen werd reeds in Febr. van dat jaar generaal Damrémont tot zijn opvolger benoemd. In 1838 weder tot afgevaardigde gekozen, nam C. zitting op de banken der oppositie.