Geographisch- historisch woordenboek

Servaas de Bruin, D. Noothoven van Goor (1869)

Gepubliceerd op 21-10-2021

Belgen

betekenis & definitie

lat. Belgae

1) naam der bewoners van het tegenwoordige België.
2) een oud volk, volgens Cesar ongeveer het derde gedeelte van de gallische bevolking, bewoonden het noordelijkgedeelte van Galiië, en werden door de Sequana (Seine) en de Matrona (Marne) van de Galliërs gescheiden. Ze blonken boven de overige volkeren van Gallië uit door dapperheid, zoodat ze dan ook met goed gevolg wederstand hadden geboden aandeCimbrenenïeutonen. Ze waren van germaauschen oorsprong. Als de voornaamste volkeren onder de B. noemt Cesar de Bellovaken, de Suessiones, Rerners, Moriners, Menapiërs, Aduatuken en inzonderheid de Nerviers. De gansche strijdbare manschap der B. werd geschat op { millioen koppen, fn vredestijd waren ze door geen onderlingen band verbonden, doch in tijd van oorlog handelden zij steeds gemeenschappelijk. Cesar moest hen zeven jaren beoorlogen eer hij hen overwon. Zie BELGICA.

< >