(Robert), kapellaan van Hendrik VIII, koning van Engeland, werd 1535 door dezen naar Dukschland gezonden, om het gevoelen der godgeleerden van Witteuberg wegens zijne echtscheiding te vernemen. De bisschop Gardiner 1540 op den predikstoel hevig uitgevaren hebbende tegen de leer van Luther, waagde B., die deze leer toegedaan was, hem te wederleggen in eene predicatie over den zelfden tekst.
Hij moest zijne gezegden opentlijk herroepen, werd in den Tower geworpen en 30 Julij 1540 als een ketterverbrand.(John),geb.in hetengelsche graafschap Lancaster, was in het begin der 17e eeuw Benedictijner monnik te Douai, vervolgens prof. en medehelper bij de spaansche congregatie; doch wegens zijne gevoelens in geschil geraakt met het H. Officie, nam bij 1624 de wijk naar Parijs,en schreef tegen de Jezuiten, en tegen de aanmatigingen en misbruiken dergeestelijkheid.Hij werd 1626 in hechtenis genomen, door den nuntius naar Rome gezonden, daar in de gevangenis der Inquisitie geworpen, en eindelijk opgesloten in het gekkenhuis, waaruit de dood hem 30 jaren daarna (1656) verloste.
(Joshua), ook Barns, geb. te Londen 1655, gest. 1712, was prof. voor het Grieksch te Oxford, en heeft verscheidene werken nagelaten. Hij bezat eene groote geleerdheid, maar weinig smaak, hetgeen de even geestige als geleerde Bentley deed zeggen, dat B. bet Grieksch even goed kende als iedere schoenlapper in Athene.