Geographisch- historisch woordenboek

Servaas de Bruin, D. Noothoven van Goor (1869)

Gepubliceerd op 21-10-2021

Bahama

betekenis & definitie

of Groot Bahama, een der Lucayoeilanden, in de zee der Antillen,is vruchtbaar, goed besproeid, doch weinig bevolkt. Het behoort aan de Engelschen.

Men geeft den naam van Bahama-eilanden of archipel van Bahama aan de geheele groep der Lucayo-eilanden (zie LUCAYO-EILANDEN). Het gouvernement der Lucayo-eilanden in engelsch Amerika wordt ook gouvernement van Bahama genoemd. De groote zandbank, gelegen ten noorden van Cuba en ten zuiden der Floriden, wordt onderscheiden in groote bank van B. en kleine bank vanB. met het kanaal der Voorzienigheid er tusschen. De groote bank heeft 80 mijlen lengte bij eene breedte van 27 mijlen, en op dezelve liggen het eiland der Voorzienigheid, het Lange eiland, het Groene eiland, de Roquillos, de Mimbres, enz.; op de kleine bank (33 mijlen lang, U mijlen breed) liggen : GrootBahama, Abacou, Guana en de Galapagos. Tusschen Cuba en de groote bank van Bahama strekt zich een groot kanaal uit, oud kanaal van Bahama geheeten; tusschen de beide banken van Bahama en de oostkust van Florida is het nieuwe kanaal van Bahama, ook wel golf van Florida genoemd; ze staan met elkander in gemeenschap door het kanaal van Sandarem. Het nieuwe kanaal wordt door den grooten stroom, Gulf-Stream geheeten, doorsneden.

< >