Geographisch- historisch woordenboek

Servaas de Bruin, D. Noothoven van Goor (1869)

Gepubliceerd op 21-10-2021

Altena

betekenis & definitie

1) voormalig adellijk huis in Delfland, prov. Zuid-Holland, even buiten de Schoolpoort der stad Delft; werd 1573 afgebroken en verbrand, opdat de Spanjaarden zich niet daar zonden kunnen nestelen.

2) voormalig blokhuis op de Veluwe, prov. Gelderland, aan den IJssel tegenover Deventer; in 1521 aangelegd door Karel, hertog van Gelder, die van daar aan de stad Deventer veel schade toebragt. Toen de Gelderschon het 1528 uit schrik voor de Keizerschen in allerijl verlaten hadden, werd het door de Deventenaars tot den grond afgebroken, en van de afbraak bouwden ze hunne waag, op den Brink te Deventer.
3) A., of Hulkestein, voormalig slot op de Veluwe; zie HULKESTEIN.
4) A. (het Slot van), ook Outena genaamd, en ook wel Halthena of Holtena, was een kasteel aan den Alm, benoordoosten het dorp Almkerk in het land van Altena. Naar dit kasteel namen de Edelen de wijk, die medepligtig waren aan den moord gepleegd op Aleid van Poelgeest, de bijzit van Albrecht van Beijeren; deze sloeg dan ook 139 het beleg voor het slot A. op, en dwong het, in weerwil van eene hardnekkige verdediging, tot de overgaaf, waarna hij het het slechten, zoodat er slechts twee groote tienkante torens van bleven staan, van welke de kaalste in 1678 of 1680 is afgebroken; sedert is er niets meer van over, dan de plaats waar het gestaan heeft, zijnde een heuvel, de Altenasche heuvel genaamd.
5) A., of Altona, bewoonde berg op het eiland Curaçao.
6) kreisstad in Pruisen, regerings-district Arnsberg, aan de uitwatering van de Nette in de Lenne, met 5200 inw. en een kasteel der graven van A., later graven van de Mark. De kreis A., begrensd door de kreisen lserlohn, Arnsberg, Meschede, Olpe, Keulen en Dusseldorp, beslaat eene oppervlakte van ruim 12 ½ vierk. mijl en telt 40,000 inw. Het is eene bergachtige streek, heeft pieken van over de 2000 voet hoogte, bevat de bron van de Wupper, en wordt doorstroomd door de Lenne, Nette, Else, Halwer en Volme. Vooral veel bedrijvigheid in het fabriekwezen, wat ijzer- en staalwaren betreft.

< >