Geographisch- historisch woordenboek

Servaas de Bruin, D. Noothoven van Goor (1869)

Gepubliceerd op 21-10-2021

Agamemnon

betekenis & definitie

bij Homerus zoon van Atreus en broeder van Menelaus (volgens anderen waren de beide broeders zonen van Plisthcnes en kleinzonen van Atreus). A. was de gemaal van Clytemnestra en koning van Argos en Mycene en opperbevelhebber over de Grieken in den trojaanschen oorlog; vandaar zijn bijnaam »koning der koningen": bij alleen bragt 100 schepen in de haven van Aulis.

Daar opgehouden wordende door tegenwind offerde hij zijne dochter Iphigenia aan de góden, ten einde van hen eenen gunstigen wind te verkrijgen. Zijne oneenigheden met Achilles (bezongen in de Iliade van Homerus) waren lang van nadeeligen invloed op de zaak der Grieken, en namen niet eer een einde dan toen hij aan Achilles de slavin Briseis,) die hij hem had afgenomen, teruggegeven had. Na de verovering van Troje keerde hij naar Mycene terug met Cassandra, de dochter van Priamus, die hem als buit was toegewezen. Naauwelijks te Mycene wedergekeerd, werd hij door Ægisthus, die in zijne afwezigheid zijne gemalin Clytemnestra verleid had, met haar medeweten verraderlijk vermoord. Hij was de vader van Orestes, Chrysothemis, Iphianassa en Laodice (de beide laatstgenoemden heeten Iphigenia en Electra bij de treurspeldichters). A. werd als halfgod vereerd en had standbeelden te Amyclai, Oiympia, enz. Men stelt zijne regering van 1280 tot 1270 v. Ch.

< >