fransch /Jomère.engelschenduitsch Homer, de oudste en beroemdste der grieksche dichters. Met zekerheid is aangaande zijn persoon mets bekend; waarschijnlijk was hij geboortig int lomé in Klein-Azië, doch reeds in de oudheid betwistten zeven steden elkander de eer H.'s geboorteplaats te zijn, nl.
Smirna, Chios, Colophoii, Salamis, ilhodus, Argos, Athene. Zijn bloeitijd wordt verschillend opgegeven, tusschen 1105 en 850 v. Chr. Volgens sommigen was hij een zoon van Macon (vandaar fl.’s bijnaam Maonides). De levensgeschiedenis van H. is geheel en al gegrond op verdichting. De meest verbreide lezing is deze: Hij zou de zoon zijn van een ouderloos jong meisje te Smirna, met name Crilheis, die, door baren voogd verleid, H. ter wereld bracht in eene grot aan den oever van het Smirna besproeiende riviertje Meles (vandaar H.’s bijnaam Melesigenes). Later werd Phemius, die te Smirna eene muziek- en dichtschool hield, op Critheis verliefd, trouwde haar, en adopteerde haar kind; bij zijnen dood werd zijne school voorlgezet door H., die eenigen tijd daarna het plan opvatte om den Iltas te dichten, eu daarvoor ging reizen, ten einde zich persoonlijk bekend te maken niet menschen en plaatsen. Hij zijnen tcrugkeer te Smirna niet naar zijnen zin door zijne medeburgers ontvangen, verliet 11. zijne geboortestad, en ging zich te Chios vestigen, waar hij eene school opende. Op zijnen ouden dag werd hij blind en verviel tot armoede, zoodat hij, om aan den kost te komen, bedelend rondtoog, overal zijne verzeil opzeggende, zooals vele bedelaars tegenwoordig met liedjes-zingen den kost ophalen. Dus rondzwervende kwam hij eindelijk op het eilandje los (een der Cycladen), waar hij hoog bejaard stierf. De twee voornaamste dichtstukken van H. zijn de lhas en de Odyssee; beider stof is ontleend aan de grieksche heidenlegenden. Door Lycurgus werden die twee dichtstukken het eerst uit Klein-Azie in Griekenland gebracht. Drie eeuwen later werd door Pisistratus en de Pisistratieden eene verzameling daarvan gemaakt; later bezorgde Anstoteles daarvan eencii verbeterden tekst voor Alexander den Groote, en door de alexandrijnsche geleerden werd er de gedaante aan gegeven, waaruit zich de tegenwoordige tekst heeft gevormd. De oudste editie der werken van H. is die van Demetrius Chalcondylas (2 dln. Florence 1488); wijders zijn te noemen die van Wolf (4 dln. Leipzig 1817, dikwijls herdrukt), Bekker (Berlijn 1843), Fasi (3e druk Leipzig 1859 en v.), Amois (Leipzig 1857 en v.) en Dindorf (4e druk 2 dln. Leipzig 1856). Daarbij komen nog afzonderlijke bewerkingen: van den lhas, door Heyne (9 dln. Leipzig 1802—22) en Spitzner (4 dln. Gotha 1833—36); en van de Odyssee door Baumgarten-Crucius (3 dln. Leipzig 1822—24).