Geographisch- historisch woordenboek

Servaas de Bruin, D. Noothoven van Goor (1869)

Gepubliceerd op 21-10-2021

Adam van bremen

betekenis & definitie

domheer en scholiast aldaar, gest. omstreeks 1076. Behalve dat hij zich verdienstelijk gemaakt heeft jegens de uitbreiding van het Christendom, is zijne op oorkonden en oude aanteekeningen gebaseerde geschiedenis van het aartsbisdom Hamburg van 788'—1072 (gewoonlijk Historia ecclesiastica genaamd) een werk niet zonder verdienste, gedrukt Helmstaedt 1678; en de eenigste van eenige beteekenis zijnde bron uit dien tijd voor de geschiedenis van het Noorden is zijne Geogmphische beschrijving van Scandinavië, gedrukt Leyden 1629, en later herhaalde malen herdrukt.

< >