Gepubliceerd op 14-06-2022

Stolling

betekenis & definitie

Coagulatie, het geheel of gedeeltelijk veranderen van een vloeistof in een vaste massa; dit kunnen alleen vloeistoffen, die een stolbaar organisch bestanddeel bevatten. Sommige lichaamsvochten stollen uit zichzelf, andere alleen door inwerking van bepaalde invloeden, b.v. warmte, zuren, enz.

Bij het stollen scheidt het stolbare bestanddeel (vezelstof, kaasstof, enz.) zich af als een geleiachtige massa, en sleept daarbij alle in de vloeistof zwevende deeltjes mede; van deze eigenschap bedient men zich o.a. om vloeistoffen helder te maken.S. van bloed. Het bloed is een vocht, dat buiten de bloedbaan gekomen, uit zich zelf stolt; daarbij wordt een stolsel, coagulum, gevormd, dat zich spoedig samentrekt, en een heldere, lichtgele vloeistof uitperst (bloedserum). Het stolsel zelf bestaat uit fibrine (vezelstof) en bloedlichaampjes. De fibrine is afkomstig van een zich reeds vóór de stolling in het bloedplasma (zie Bloed) bevindende stof, fibrinogeen geheeten. De stolling is niet het gevolg van afkoeling, stilstaan van het bloed of van de aanraking met de buitenlucht, doch van de inwerking van een ferment, dat uit de witte bloedlichaampjes afkomstig schijnt te zijn. Verder is voor de stolling noodig de aanwezigheid van kalkzouten (die in het plasma aanwezig zijn); verwijdert men deze door toevoeging van 1 pCt. oxaalzure kali, dan stolt het bloed niet. Een verminderd stollingsvermogen van het bloed geeft aanleiding tot het optreden van buitengewoon sterke bloedingen bij lichte verwondingen; zie bij haemophilie. Bij gezonden treedt de stolling in ongeveer 9 minuten op, bij chronische voedingsstoornissen meestal eerder.