Gepubliceerd op 14-06-2022

Hersenzenuwen

betekenis & definitie

noemt men die zenuwen, welke direct uit de hersenen te voorschijn komen, in tegenstelling met de ruggemergszenuwen, die op verschillende hoogte uit het ruggemerg treden.

1e paar: Reukzenuw, nervus olfactorius, ontspringt van de onderzijde van de voorkwab der groote hersenen en vormt op de zeefplaat van het zeefbeen een verdikking (reukkolf, bulbus olfactorius) vanwaar uit een aantal dunne draden door de openingen dier zeefplaat naar het neusslijmvlies gaan. _
2e paar: Gezichtszenuw, nervus opticus, ontspringt van den gezichtsheuvel (zie Hersenen), kruist zich gedeeltelijk met die der andere zijde (chiasma) en gaat door het gezichtsgat van het wiggebeen naar den oogbol, om zich in het netvlies uit te breiden.
3e paar: Gemeenschappelijke oogspierzenuw, nervus oculomotorius, ontspringt uit den bodem der Sylvische waterleiding (zie Hersenen), komt te voorschijn bij de Varolsbrug en gaat door de bovenste oogspleet naar de spieren, die het oog bewegen.
4e paar: Rolzenuw, nervus trochlearis, de dunste hersenzenuw, ontspringt uit twee kernen op den bodem der vierde hersenholte, gaat naar de bovenste schuine oogspier.
5e paar: Drielingszenuw, nervus trigeminus, de dikste hersenzenuw, ontspringt wat de gevoelsvezelen betreft uit den verbindingsarm tusschen kleine hersenen en Varolsbrug, wat de bewegingsvezelen betreft uit een kern in den bodem der 4e hersenkamer; vormt bij het rotsbeen het ganglion Gasseri, waaruit de 3 takken ontspringen. De 1e tak is zuiver gevoelszenuw en verzorgt de omgeving van het oog; de 2e tak is eveneens sensitief en verzorgt de streek der bovenkaak; de 3e tak is gemengd, verlaat den schedel door het ovale gat in het wiggebeen, verzorgt slaapstreek, tong en onderkaak, en innerveert de kauwspieren.
6e paar: Uitwendige oogspierzenuw, nervus abducens, ontspringt uit den bodem der vierde hersenholte en gaat door de bovenste oogspleet naar de uitwendige rechte oogspier.
7e paar: Gelaatszenuw, nervus facialis, ontspringt uit 2 kernen in den bodem der 4e hersenkamer, doorloopt het rotsbeen, doorboort de oorspeekselklier en verzorgt in hoofdzaak de mimische spieren van het gelaat.
8e paar: Gehoorzenuw, nervus acusticus, ontspringt met twee wortels uit den bodem der 4e hersenkamer en het verlengde merg, dringt in het rotsbeen (zie Oor) en begeeft zich naar het binnenoor.
9e paar: Tongkeelzenuw, nervus glossopharyngeus, ontspringt uit het verlengde merg, daalt langs den hals naar beneden en verzorgt daar eenige spieren van de keel om zich vervolgens naar de tong te begeven.
10e paar: Dwalende zenuw, nervus vagus of pneumo-gastricus, ontspringt uit het verlengde merg, daalt langs den hals af tot in de borstholte, verzorgt de spieren van keel en strottenhoofd, hart en buikingewanden. Doorsnijding van deze zenuw aan beide zijden heeft den dood ten gevolge.
11e paar: Bijkomende zenuw, nervus reetmens of accessorius Willisii, ontspringt uit de zijstrengen van het halsruggemerg, gaat door het groote achterhoofdsgat in de schedelholte om die door het strotadergat weer te verlaten en begeeft zich in hoofdzaak naar de monnikskapspier.
12e paar: Onderlongzenuw, nervus hypoglossus, ontspringt uit het verlengde merg, buigt zich aan den hals naar voor en boven om, en innerveert de tongspieren.