plotselinge verzwakking van het hart, vooral bij zware acute ziekten. Men herkent dezen toestand aan het dalen der lichaamstemperatuur beneden de normale (tot 34° C), gepaard met een sneller, kleiner en dikwijls onregelmatig worden van den pols; inzinken van het gelaat, uitbreken van koud zweet.
De behandeling bestaat in warmte en toediening van hartprikkelende middelen (Excitantia, zie aldaar).