Frans woordenboek (FR-NL)

Dr. F.P.H. Prick van Wely (1952)

Gepubliceerd op 13-07-2022

Rapport

betekenis & definitie

verslag, bericht, rapport; verklaring; betrekking, verband, verhouding; overeenstemming: opbrengst: oprisping: inbreng [bij nalatenschap]; rapports d’amitié, vriendschapsbetrekkingen; rapport de cause à effet, causaal (oorzakelijk) verband; le rapport de 2 à 4, de verhouding van 2 tot 4; avoir rapport à, betrekking hebben op, slaan op, in verband, staan met; avoir d'excellents (les meilleurs) rapports ensemble, in de beste verstandhouding tot elkaar staan; faire des rapports, praatjes rondstrooien; faire un rapport fidèle (sur), een nauwgezet verslag uitbrengen (over); au rapport de, volgens; ...de rapport, als rentegevend pand verhuurd; de bon rapport, d’un grand rapport, veel opbrengend; en plein rapport, volop dragend [vruchtbomen]; en rapport avec, in overeenstemming met, overeenkomstig; mettre en rapport avec qn., met iem. in aanraking brengen; par rapport à, met betrekking tot, ten opzichte van, ten aanzien van; om, wegens; in vergelijking met; sous le rapport de, wat betreft; sous ce rapport, in dat opzicht; sous tous les rapports, in alle opzichten.

< >