Frans woordenboek (FR-NL)

Dr. F.P.H. Prick van Wely (1952)

Gepubliceerd op 25-05-2022

Cause

betekenis & definitie

oorzaak, aanleiding, reden; rechtszaak, (pleit)geding; zaak, partij, belang; la (bonne) cause, de goede zaak; cause célèbre, sensatieproces, geruchtmakende (opzienbarende) zaak; cause civile, burgerlijke zaak; faire cause commune, gemene zaak maken; cause finale, einddoel; cause première, grondoorzaak; cause publique, algemeen belang; à ces causes, op grond daarvan, gelet daarop; à cause de, wegens, vanwege, uit hoofde van, ter wille van; à cause que, omdat; être en cause, bij een zaak betrokken zijn; mettre en cause, er bij (in het geding) betrekken; être hors de cause, buiten de zaak staan; cela est hors de cause, dat heeft met de zaak niets te maken; daar valt niet aan te twijfelen; mettre hors de cause, ontslaan van rechtsvervolging; pour cause de décès, wegens sterfgeval; pour cause de santé, om gezondheidsredenen; et pour cause, en niet zonder reden; avocat sans cause, advocaat zonder zaken.

< >