Frans woordenboek (FR-NL)

Dr. F.P.H. Prick van Wely (1952)

Gepubliceerd op 13-07-2022

Pointe

betekenis & definitie

punt, spits; landtong; graveernaald; geer; omslagdoekje; ’t fijne, ’t scherpe [v. geestigheid]; geestigheid, aardigheid; pointe sèche, 1. droge (ets)naald; 2. ets met de droge naald; des pointes d'asperge, aspergepunten; une petite pointe d'ironie, een tikje ironie; pointe (de Paris), draad nagel; avoir une pointe de vin (sa pointe), een beetje aangeschoten zijn; pousser sa pointe, verder gaan; fig. doorzetten; pousser une pointe jusqu'à, een uitstapje maken tot, onderweg even gaan naar; à la pointe de l'épée, met de degen in de hand; à la pointe du jour, bij 't krieken (aanbreken) van de dag; heures de pointe, spitsuren; en pointe, spits (toelopend); sur la pointe des pieds, op de tenen; disputer sur des pointes d'aiguille, om ’s keizers baard (om nietigheden) twisten.

< >