Frans woordenboek (FR-NL)

Dr. F.P.H. Prick van Wely (1952)

Gepubliceerd op 13-07-2022

Jambe

betekenis & definitie

been; poot; pijp [v. broek]; steel [v. glas]; jambe de bois, houten been; jambe de force, a steunbalk; jambe deçà, jambe delà, schrijlings; avoir les jambes brisées (cassées), met knikkende knieën lopen, zijn benen niet meer voelen; avoir encore ses jambes de quinze ans, nog flink ter been zijn; cela vous fera une belle jambe, cela ne vous rendra pas la jambe mieux faite, daar ben je vet mee; passer la jambe à qn., iemand (een) beentje lichten; prendre ses jambes à son cou, het op een lopen zetten; à mi- jambe, halverwege de knie; à toutes jambes, zo hard als men kan (als hij kon); être toujours dans les jambes de qn., iemand in de weg lopen; par-dessous la jambe, zonder moeite, spelenderwijs, nonchalant; jouer qn. par-dessous jambe, het gemakkelijk van iem. winnen; bas (haut) sur jambes, met korte (hoge) poten; les jambes me rentrent dans le corps, ik voel mijn benen niet meer (van vermoeidheid).

< >