Frans woordenboek (FR-NL)

Dr. F.P.H. Prick van Wely (1952)

Gepubliceerd op 25-05-2022

Couvert

betekenis & definitie

I. ge-, be-, overdekt, overladen (de met); bewolkt, betrokken [lucht]; overtogen; bien couvert, warm gekleed; pays couvert, bosachtig land; rester couvert, zijn hoed ophouden;

II. huisvesting; couvert: vork en lepel; briefomslag; maaltijd [bij vorsten]; table de douze couverts, voor 12 personen gedekte tafel; mettre (ôter) le couvert, de tafel dekken (afnemen); avoir son couvert mis, altijd welkom zijn; â couvert, gedokt.onder dak, in veiligheid; à couvert de, beschut tegen, veilig voor; se mettre à couvert, dekking zoeken; schuilen; sous le couvert de, onder bescherming van, onder de dekmantel (de schijn) van, onder voorwendsel van; ingesloten bij.