Ewoud Sanders woordenboeken

Ewoud Sanders (2019)

Gepubliceerd op 07-02-2017

Zoopje

betekenis & definitie

In het algemeen Nederlands wordt de borrel naam zoopje niet of nauwelijks meer gehoord, behalve dan in de verbinding koek-en- zopie voor 'kraam op het ijs waar koek en drank worden verkocht'. Maar in het Fries en in verscheidene dialecten is het woord nog springlevend, vooral in Noord-Nederland. Zo drinken de Friezen een süpke, de Drenten een zeupie en de Groningers een zeupke. Het woord is in de afgelopen decennia ook aangetroffen in Limburg, Twente, Vlaanderen en Zeeland. De borrel naam is in 1645 voor het eerst gevonden.

Zoopje is een verkleiningsvorm van het Middelnederlandse soop 'slok, teug' en is afgeleid van het werkwoord zuipen. Aan het eind van de 16de eeuw werd het gebruikt voor 'kleine hoeveelheid wijn', sinds het midden van de 17de eeuw voor 'klein glaasje brandewijn' en sinds het begin van de 18de eeuw voor 'glaasje jenever'. Soldaten en zeelieden kregen dagelijks een vast aantal zoopjes. Dit werd in decreten vastgelegd. Zo besloten de bestuurders van de Verenigde Oostindische Compagnie op 2 oktober 1760 dat 'het volk, aan boord der schepen, zal worden verstrekt twee soopjes daags, bestaande ieder soopje uit een half mutsje'. Blijkbaar vond men dit toch te veel, want in 1768 werd bepaald: 'Het volk zal genieten drie soopjes 's daags, ieder soopje van een quart mutsje' - op een kwart minder dus, hoewel het op het eerste gezicht meer lijkt.

Soldaten begonnen de dag vaak met een zoopje, vandaar de samenstelling morgen zoopje, die aan het begin van de 17de eeuw is gevonden. Men sprak ook van een zoet zoopje voor 'jenever met siroop of brandewijn met suiker'.
Het zoopje is in vele uitdrukkingen terechtgekomen. In een spreekwoorden verzameling uit 1874 staan hij wou zijn zoopje nog eens herkauwen, maar het schoot hij ongeluk te hoog naar hoven voor 'hij braakt'; hij is van den drank en gebruikt niets anders dan oud bier en zoopjes; zoo'n zoopje smaakt naar meer en die drinkt te veel zoopjes, doet slechte koopjes. Een dronkaard werd wel een zoopjesdrinker genoemd, een kroegbaas of slijter een zoopjesman, de kroeg zoopjeskit. Ook de uitdrukking hij is een pimpelmees wordt met zoopje in verband gebracht. Een spreekwoordenboek uit 1874 licht toe:

Zoopjes drinken wordt ook wel pimpelen genoemd; daarom verkrijgt de zoopjes-drinker, bij woordspeling, den naam van pimpelmees, een vogel, die ook gewoon is, herhaaldelijk met kleine slokjes te drinken. Vanzelfsprekend namen de Nederlanders hun zopie mee op reis en zo belandde het in andere talen. In het Afrikaans is het sopie geworden en in het Surinaams-Nederlands sopi en zoopje. In het Surinaams-Nederland is ook switsopi bekend, van het Engelse sweat. Het Maleis heeft zoopje geleend als sopi. Verrassend genoeg kwam het woord ook in het Engels terecht, als sopie. Het vroegste citaat in de Oxford English Dictionary dateert van 1696 en luidt: The common Dutch are satisfied with a sopie of Brandy-Wine.'