(Middelnederlands, uit het Latijn) soort van wolfsspin
De meeste mensen denken bij een tarantula aan die dodelijke, harige spin waar makers van griezelfilms zo dol op zijn, maar in feite zijn dat vogelspinnen uit Zuid-Amerika. In de wetenschap blijkt tarantula in de eerste plaats te worden gebruikt voor een geslacht - met wel zestig soorten - van niet-giftige Amerikaanse schorpioenspinnen. Specialisten maken onderscheid tussen tarantula's, tarentula's en tarentels, maar de meeste woordenboeken vegen die op één grote, wriemelende hoop en geven de voorkeur aan de spelling tarantula. Dat woord is afgeleid van de Italiaanse havenplaats Tarente (in het Italiaans: Taranto), gelegen in de hak van de laars van Italië. In deze plaats kwam de tarantula - we hebben het nu over de Lycosa tarentula - vroeger veel voor. Inmiddels weten we dat de beet van die spin net zo veel kwaad kan als de steek van een wesp, maar vroeger dachten de Tarentijnen dat je eraan doodging. Je kon het er alleen levend afbrengen, dachten ze, als je door wild gedans het gif uitzweette (zie ook tarantella).
Tussen de 15de en de 17de eeuw nam dit volksgeloof de vorm aan van massahysterie. Het uitte zich in een verschijnsel dat sinds het eind van de 17de eeuw tarantisme heet, ofwel epidemische danswoede. Danswoede kwam in de middeleeuwen ook wel in de Nederlanden voor, maar het eigenlijke tarantisme bleef beperkt tot Apulië, het gebied waarvan Tarente de hoofdstad is.
In 1695 schreef de vooraanstaande Italiaanse arts Giorgio Baglivi een proefschrift over de danswoede in Tarente, dat spoedig in het Engels werd vertaald onder de titel A Dissertation of the Anatomy, Bitings and other Ejfects of the venomous Spider, callä Tarantula.
Vooral in de warmste tijd van het jaar, zo schreef Baglivi, sprongen mensen opeens op in de overtuiging dat ze waren gebeten door een tarantula. Ze renden naar het marktplein, waar ze als bezeten begonnen te dansen. Anderen sloten zich bij hen aan. Sommigen zeiden ook zojuist te zijn gebeten, bij anderen speelde een oude beet weer op. Het gif kon soms dertig jaar lang, iedere zomer weer, aanzetten tot danswoede. Jong en oud danste mee, mannen en vrouwen, boeren, monniken en edellieden, maar de meeste slachtoffers maakte de tarantula onder arme boerinnen. Sommigen hulden zich in felgekleurde kleding, anderen scheurden zich de kleren van het lijf, heftig schokkend met de heupen. Muzikanten zweepten de dansers op en de wijn vloeide rijkelijk. Tarantisme werd als een ziekte beschouwd, maar het ging er soms zo vrolijk aan toe dat men van 'het kleine carnaval der vrouwen' sprak. Het dansen duurde een dag of drie, tot de slachtoffers uitgeput in elkaar zakten. Doodop, maar genezen.
De artsen stonden voor een raadsel. Hoe was het bijvoorbeeld mogelijk dat de spinnebeet vrijwel alleen in Apulië tot danswoede leidde, terwijl de tarantula in grote delen van Italië voorkwam? Baglivi legde zich niet bij de verklaring neer dat de Apulische tarantula giftiger was. In Napels liet hij een konijn bijten door een uit Apulië meegenomen spin. Het konijn stierf na vijf dagen maar danste niet, hoewel muzikanten alle deuntjes probeerden. In Apulië zou de spinnebeet wel een haan en een wesp tot dansen hebben aangezet, aldus Baglivi.
Een andere arts liet zich in 1693 opzettelijk door twee Apulische tarantulàs bijten, in het bijzijn van zes getuigen en een notaris. Zijn arm zwol een beetje op, maar dat was alles.
Indertijd heeft men nooit een verklaring voor het tarantisme gevonden. Tegenwoordig gaat men ervan uit dat de danswoede deels het gevolg was van massahysterie, deels van een in Apulië heersende zenuwaandoening, verwant aan melancholie. Daarnaast was het een uitlaatklep voor de arme bevolking. Bovendien bevatte het tarantisme - dat tot halverwege deze eeuw de kop opstak - sporen van oude heidense riten.
In de meeste moderne talen is het woord tarantula overgenomen in de 16de eeuw. Bij ons is het één keer in het Middelnederlands aangetroffen, in een vertaling door Jacob van Maerlant ('Tarans es een serpent/ also alse plinius kent/ vanden gheslachte van scorpioene [... )'). Daarna is er een vermelding aan het eind van de 18de eeuw, maar pas vanaf de 19de eeuw staat het in alle woordenboeken en encyclopedieën. Toen was men er zich al terdege van bewust dat de giftigheid van de tarantula op een fabeltje berustte. Men maakte er zelfs een punt van om uit te leggen hoe onschadelijk de spin was. Zo schreef het woordenboek van Witsen Geysbeek in 1852: 'Men kan [de tarantula) gemakkelijk naar buiten lokken, indien men het gegons der vliegen namaakt, of digt bij eene opening van het nest, eene korenaar heen en weder beweegt. Men kan haar ook zonder veel moeite tam maken en gewennen, om in een glaasje te leven.'
Engels tarantula (1561); Duits Tarantel (1586); Frans tarentule (1552).
Jacob van Maerlant Der naturen blaeme (1287), in: corpus Gijsseling Il (1981) 288; Witsen Geysbeek Wdb. zamen/eving 4 (1852) 3417; Verdam Middelned. wdb. 8 (1916) 81; Henry E. Sigerist 'The story of Tarantism', in: Schullian & Schoen Music and Medicine (New York 1948) 96-116; H.V. Morton Op reis in Zuid-Italië (Baarn 1989) 174-184; R. Tempelaars, 'Over tarantula's en tarantella's', in: Biekorf (1994) 42.