Ewoud Sanders woordenboeken

Ewoud Sanders (2019)

Gepubliceerd op 19-02-2018

Pinsbek

betekenis & definitie

goudkleurige legering van koper en zink

De Londense horlogemaker en speelgoedfabrikant Christopher Pinchbeck stierf op 18 november 1732. Negen dagen later, op 27 november 1732, plaatste zijn oudste zoon Edward een advertentie in de Daily Post waarin hij verklaarde dat het speelgoed gemaakt van 'curious metal van wijlen de ingenieuze Mr Pinchbeck' voortaan alleen nog bij hem te koop zou zijn.

Pinsbek is een mengsel van ongeveer vijf delen koper op een deel zink. De Engelsen noemen het pinchbeck, de Fransen peinchebec, de Duitsers pinscheback en in het Nederlands komt de variatie spinsbek voor. Het lijkt zo veel op goud dat volgens een tijdschrift uit de vorige eeuw 'zelfs het meestgeoefend oog het daarvan niet onderscheiden kan'.

Christopher Pinchbeck werd omstreeks 1670 geboren, waarschijnlijk in Clerkenwell, London. Zijn familie kwam oorspronkelijk uit het dorpje Pinchbeck in Lincolnshire. In 1721 vestigde hij zich met zijn winkel in Fleet Street in Londen. Hij verkocht allerhande horloges en klokken, onder meer de door hem uitgevonden 'Astronomico-Musical Clock'. Ook maakte hij 'muziekautomaten' en orgels.

Zijn werk raakte tot over de grens bekend. Zo zou hij een klok met speelwerk hebben gemaakt voor de Franse koning en een orgel voor de keizer van China.

Pinchbeck hield geheim hoe het pinsbek werd gemaakt. Dit zou kunnen verklaren waarom er tijdens zijn leven geen bron bestaat waarin de uitvinding aan hem wordt toegeschreven. Voor de etymologie van het woord leverde dit de nodige problemen op: men heeft het wel gerelateerd aan het dorpje Pinchbeck en Bilderdijk schreef in 1834: 'Pinsbek is pinsbak, dat is, spelden-baksel of kooksel waar men de spelden (pins in het Engelsch) blank mee maakt als door een soort van vertinning.'

De advertentie van zoon Edward laat echter geen ruimte voor twijfel. Pinchbeck senior was de uitvinder van het goudkleurige metaal dat door onbetrouwbare horlogemakers z— vaak als echt edelmetaal werd verkocht dat het woord tegen het midden van de 19de eeuw in het Engels de figuurlijke betekenis kreeg van 'onecht, vals, nagemaakt (spul)'.

De uitvinding van de Franse scheikundige Henri de Ruolz [1811-1887] onderging eenzelfde devaluatie. Ruolz vond in 1840 een procédé uit om metaal te vergulden of te verzilveren. Maar naast 'nieuwzilver' kreeg ruolz in de Franse volksmond al snel de betekenis 'vals goed' of 'misleiding', terwijl met een prince de ruolz een pseudo-prins werd bedoeld.

Een dergelijke naamsontwaarding bleef prins Ruprecht van de Palts [1619-1682] bespaard: het door hem uitgevonden prinsmetaal of Prins-Ruprechtsmetaal (ook Prins-Robertsmetaal) is nooit iets anders gaan betekenen dan een 'legering van koper en zink, die uiterlijk veel op goud lijkt'. Dat geldt overigens ook voor talmigoud, het namaakgoud dat door de Parijse uitvinder Tallois oorspronkelijk als Tal-mi-or op de markt werd gebracht, voor het 'nieuwzilver' christoffelmetaal, zo genoemd naar Christofle, een edelsmederij in Parijs, en voor het Berlijns zilver of alfenide, omstreeks 1850 uitgevonden door de Duitse scheikundige Halphen.

Toch werden ook deze legeringen, net als het pinsbek, veel voor goedkope opsmuk gebruikt.