Ewoud Sanders woordenboeken

Ewoud Sanders (2019)

Gepubliceerd op 05-05-2018

Duffel

betekenis & definitie

(1637) dikke wollen stof zware winterjas

De Duitse taalgeleerde Tiling leidde duffel af van het Latijnse duplex 'dubbel'. Bilderdijk dacht de herkomst te moeten zoeken in het 'Oosterse' diftik en de vooraanstaande Belgische etymoloog Vercoullie bracht duffel in verband met het Vlaamse werkwoord doffelen, dat onder andere 'toestoppen' en 'inwikkelen' betekent. De theorieën van Tiling en Bilderdijk werden snel naar het rijk der fabelen verwezen, maar met Vercoullie had men meer moeite. Beweerde hij niet dat er in het stadje Duffel in de provincie Anrwerpen nooit textielindustrie was geweest? De Utrechtse taalkundige Van Haeringen maakte in 1936 een eind aan de onzekerheid. Hij sprak van 'onwraakbare oude getuigenissen' die pleiten voor afleiding van de plaats Duffel, en sindsdien beschouwt men deze kwestie als afgedaan.

Duffel was in de 16de eeuw een bloeiende textielstad. Maar vanwege de strategische ligging aan de rivier de Nete werd het tijdens de godsdienstoorlogen verschillende keren verwoest, te weten in 1576, in 1584 en nogmaals in 1606. De textielarbeiders trokken weg en daardoor raakte deze bedrijfstak in de eerste helft van de 17de eeuw in verval.

Zo kon het gebeuren dat in 1755 ruim 35 procent van de 2.254 inwoners van Duffel te boek stond als arme lieden. In het Engels was het woord dujfle voor grove wollen stof toen allang een begrip. De vroegste vermelding dateert van 1677 en al in 1684 werden dujfle coats gedragen - de verre voorouders van onze houtje-touwtje-jas. Vooral in de 19de eeuw was de duffelse jas in Europa populair bij werklieden, vissers en zeelieden. En omdat loodsen vaak korte duffelse jekkers droegen, werden zij door zeelui wel aangesproken met Duffel of Jan Duffel

Voor woordenboekmakers heeft Duffel overigens een bijzondere betekenis omdat het de geboorteplaats is van Cornelis Kiliaan (1528-1607), de grondlegger van de wetenschappelijke lexicografie. Op het dorpsplein staat zijn buste.

Engels dujfle, duffel (1677); Duits Düffel, Dujfle-coat, Frans duffelcoat (1945). Vergelijk ulster

Bilderdijk Verkl. geslacht/ijst 1 ( 1832) 168; Taal- en Letterbade 4 (1873) 3-5; De Bo Westvl.

idioticon
1 (1873) 275; De Jager Wdb. frequent (1878) 29; Gezelle Loquela (1907) 127- 128; WNT 1112 (1916) 3553-3554; Vercoullie Etym. wdb. (19253) 77; Franck & Wijk Etym. wdb. (19122) 140; Haeringen Suppl. etym. wdb. (1936) 40; De Seyn Gesch.- en aardr. wdb. (19652) 340-342; Vries Ned. etym. wdb. (1971) 141; Viëtor Zeemanstaal (1972) 63; Hasquin Gemeenten van België (1980) 213; O"Hara Mode ency. (1989) 80; Rey-Debove Dict des anglic. (199 02) 254.