Ewoud Sanders woordenboeken

Ewoud Sanders (2019)

Gepubliceerd op 07-02-2017

Catz

betekenis & definitie

Catz is eigenlijk de naam van een bepaald soort kruidenelixer van de firma Catz & Zoon uit Pekela, maar het woord is ook gebruikt als soortnaam voor 'jenever met kruidenelixer'. Het bedrijf is twintig jaar geleden opgekocht door Bols en het elixer wordt niet meer gemaakt, maar de borrel naam waart nog steeds rond in enkele Nederlandse dialecten, in verbasterde vormen als katske (in het westen van Noord-Brabant) en ketske (in de Achterhoek). Daarnaast is het onder andere gevonden als cats, catsie en catsje - alledrie ook wel met een k geschreven - en als katsku. Deze laatste vorm is in 1980 opgetekend in Oisterwijk.

De firma Catz werd aan het eind van de 18de eeuw opgericht door Heiman Cohen Catz (1754-1841), een Duitse jood die volgens sommigen zijn moederland was ontvlucht vanwege de pogroms, maar volgens de familie overlevering om een duel te ontlopen. Aanvankelijk combineerde hij de drankhandel met een drogisterij, later splitsten zijn nazaten het bedrijf op. Met name in de tweede helft van de 19de eeuw ontwikkelde Catz en Zoon zich zeer voorspoedig. Het elixer won de ene internationale prijs na de andere en op het hoogtepunt had de firma vestigingen in Rotterdam, Amsterdam, Antwerpen, Californië en Batavia. Er verschenen ronkende reclamebiljetten, waar- op Catz-elixer werd aangeprezen als 'het zuiverste en gezondste maagbitter ter wereld'. 'Het versterkt de maag, verdunt het slijm, bevordert den eetlust, smaakt bovendien zeer aangenaam, en wordt met goed gevolg bij alle ziekten aangewend, die uit slechte spijsvertering ontstaan.' Driemaal daags een half likeur glas Catz-Elixer voor de maaltijd, dat is wat het bedrijf propageerde, en ook op zeereizen was het elixer 'onontbeerlijk'. Voor wie nog twijfelde: het elixer was onderworpen aan 'opzettelijk wetenschappelijk onderzoek' en het was daar 'zeer gunstig' uit naar voren gekomen. Het publiek wilde wel en net als bij angst werd er op den duur onderscheid gemaakt tussen jonge, oude en lichte Catz, al naar gelang de concentratie elixir en de combinatie met oude of jonge jenever.

Het catsje is in onze literatuur opmerkelijk vaak bezongen. Speenhoff gebruikte de borrel naam in 1918 in een liedje getiteld 'De stille zwabber': Dan trekt-ie naar z'n bittertafel En slokt z'n eerste borrel op; Dan komt de trek naar 'n sigaretje, Naar zoute bollen of 'n peer, En bij z'n vijfde ouwe-katsje Is-die de stille zwabber weer. Kees Stip schreef in 1943 in Dieuwertje Diekema: Dieuwertje schonk hem twintig Catsjes, de schipper dronk ze allemaal op en toen hij er dertig had gedronken zag hij Dieuwertje op haar kop
En Willem van Iependaal schreef in een gedicht over de bevrijding: Tientjes die geen stuiver houten, Zwarte catzies bij de vleet! Zware jongens! Ouwe knullen! Hoki Poki in de keet!! Met zwarte catzies zal hier 'op de zwarte markt gekochte Catz' zijn bedoeld. Carmiggelt had het in 1965 over lichte cats en hoewel er nog vele andere bewijsplaatsen te geven zouden zijn, heeft het woord opmerkelijk genoeg geen van de grote Nederlandse woordenboeken gehaald.