Ewoud Sanders woordenboeken

Ewoud Sanders (2019)

Gepubliceerd op 05-05-2018

Bungalow

betekenis & definitie

(1863, uit het Engels) vrijstaande woning, gewoonlijk van één verdieping; buitenhuisje, vakantiehuisje

Op de afdeling Nederlandse Geschiedenis van het Rijksmuseum in Amsterdam hangt een groot, knullig schilderij uit 1665 van Hendrik van Schuylenburgh. Het stelt een handelspost van de Verenigde Oostindische Compagnie (voc) in Bengalen voor. Dit gebied - tegenwoordig verdeeld over de Indiase deelstaat West-Bengalen en de staat Bangladesh - wordt grotendeels gevormd door de delta van twee machtige rivieren, de Ganges en de Brahmapoetra. In de 17de eeuw behoorde çleze streek tot het rijk van de Mogols, die een groot deel van India beheersten. Met hun toestemming vestigden verscheidene Europese naties handelsposten in de delta, niet ver van de latere wereldstad Calcutta. De Nederlanders kochten er voor een prikje onder meer zijde, katoen en opium, die ze met dikke winst verhandelden. Het schijnt dat de corruptie in de Nederlandse handelspost in Bengalen zelfs naar voc-maatstaven ongehoorde vormen aannam.

Het interessante van de afbeelding van deze handelspost is nu dat er, naast een riant hoofdgebouw in Europese stijl en een paar aandoenlijke, houterige olifanten, een stuk of wat bijgebouwen in lokale trant op voorkomen: rechthoekige optrekjes met bolronde daken, die wel iets weghebben van omgekeerde boten. Deze gebouwtjes zijn, zo niet de rechtstreekse voorzaten, dan toch wel familie van onze bungalows.

Het is bekend dat al in de eerste helft van de 17de eeuw westerse handelaren in Bengalen van dergelijke gebouwen gebruik maakten. Ze hadden het voordeel dat ze door de inheemse bevolking in zeer korte tijd uit ter plaatse beschikbare materialen - bamboe, gras, leem - konden worden opgetrokken. Men noemde zoiets bangla, wat niets anders betekent dan 'Bengaals'; denk maar aan Bangladesh, 'Bengaals land'. In de oudste westerse teksten komt het woord in allerlei vari- anten voor, zoals banggolo, bunguloue en, op een Nederlandse kaart van omstreeks 1680, Bangelaer. De variatie is een gevolg van het feit dat het woord via verschillende Indiase talen is doorgegeven en in verschillende Europese talen min of meer fonetisch is genoteerd. In het begin van de 19de eeuw hebben de Nederlanders hun bezittingen in dit gebied aan de Engelsen overgedaan in ruil voor een stukje Sumatra. De verdere ontwikkeling van de bungalow - een schrijfwijze die in 1784 voor het eerst is aangetroffen (in het Engels) - was dan ook tot diep in de 19de eeuw een exclusief Britse aangelegenheid. In Brits-Indië werd de bungalow een van de voornaamste typen gebouwen die bij Europeanen in gebruik waren. Een zekere eenvoud bleef kenmerkend: bungalows dienden als bijgebouw, gastenverblijf, vakantiehuisje en dergelijke. In zijn basisvorm was de koloniale bungalow een vrijstaand, vierkant gebouw van één verdieping, met verandàs en een vrij hoog dak van gevlochten riet of gras. Die dakvorm lijkt eigenlijk niet zo heel veel op de bootvorm van dat oorspronkelijke Bengaalse dak, en er zijn dan ook over de oorsprong van de bungalow concurrerende theorieën in omloop, bijvoorbeeld de veronderstelling dat hij zou zijn geïnspireerd op de Britse legertent. Dat het woord bungalow teruggaat op Bengalen, wordt echter door niemand betwijfeld.

Halverwege de 19de eeuw, toen het Engelse wereldrijk stevig gevestigd was, keerden steeds meer kolonialen voor hun oude dag terug naar het moederland, waar sommigen van hen een woning in 'Indiase' trant lieten optrekken. De in Brits-Indië al gevestigde functie van de bungalow als vrijetijdswoning of buitenhuisje reisde mee: de eerste bungalow die in de westerse wereld werd gebouwd en als zodanig gepresenteerd, verrees in het jaar 1869 in de badplaats-in-opkomst Westgate aan de Engelse zuidoostkust, een kleine honderd kilometer van Londen. Het idee sloeg aan en de bungalow verbreidde zich binnen enkele decennia over de hele westerse wereld, hardnekkig achtervolgd door een aura van luxe - want wie kon zich eigenlijk een buitenhuisje veroorloven? - en ontspanning.

Nederlandse naslagwerken vermelden bungalow sinds het eind van de 19de eeuw. Het duurde toen nog vele decennia voordat hier de eerste bungalows werden gebouwd. Echt veel zijn het er nooit geworden. De meeste Nederlanders moesten genoegen nemen met een bungalowtent.

Engels bungalow (1659 bunguloue, 1784 bungalow); Duits Bungalow (1877); Frans bungalow (1826). Kiesewetter Fremdwtb. (1877•) 93; Yule & Burnell Hobson-jobson (19032) 128-129; Ency. Brit.'' V (1979) 120 (Hooghly); F. Lequin Het personeel van de Verenigde Oost-Indische Compagnie in [...] Bengalen (diss. Leiden 1982) 100-104, 1 16; A.D. King The bungalow (1984); Haslinghuis Bouwkundige termen (19862) 83; Petit Robert (19932) 272; OED (19932).