Letterlijk: op de vedel (een soort strijkinstrument dat aan de basis lag van de viool) spelen; hier een verouderde Bargoense term voor copuleren. Reeds opgetekend in een zeventiende-eeuwse klucht (J. Burghoorn: ‘Lluchth.
Snorrepijpen’. 1644). Merk op dat ‘vedel’ en ‘viool’ metaforen zijn voor het vrouwelijk geslachtsorgaan. De ‘strijkstok’ is dan weer beeldspraak voor het mannelijk lid.
84 miljard keer per jaar bedrijft het mensdom het ‘oeroude steekspel’, wordt er ‘getokkeld’, ‘getureluurd’, ‘gevedeld’, ‘gemicheld’, ‘van de kruk gegaan’, en hoe het erotisch bedrijf ook verder genoemd mag worden.
Robert Long: Liegen mag! 1993