Woordenboek van Eufemismen

Marc de Coster (2004)

Gepubliceerd op 17-08-2018

stilletje

betekenis & definitie

Zeventiende-eeuwse benaming voor een verplaatsbaar toilet, in de vorm van een stoel of kast; kamerstoel waarop men zijn gevoeg kan doen. We spreken ook wel van een nachtstoel of gemakstoel. Uit deze woorden kunnen we overigens het begrip ‘stoelgang’ verklaren. Stilletje is het verkleinwoord van het Middelnederlandse ‘stille’ dat geheim betekende.

Als verkorting van ‘stillecamere’ stond het voor een ‘geheim gemak*', privaat*’. ‘Het WNT citeert o.a. de ‘Keure van Rotterdam’ uit 1719. Bij Huygens vinden we nog het synoniem ‘koffer’ (een verkorting van kofferstoel). Ook ‘gemakkoffertje’ kwam vroeger voor. Tegenwoordig wordt deze benaming nog zelden gehoord.

Dit volck loopt in Spanje, velis ne kackaare Sinjoore, Mit ien Onder-Beuls mantel, die ien stillitje bedeckt.

M. Gramsbergen: Klucht van de levendighe doodt, of bedroogen kassier. 1649, geciteerd in WNT

De meeste gezinnen moesten er een tonnestelsel op eigen hand op na houden, een ‘stilletje’ met een emmer er in, die, als hij gevuld was, naar het water gedragen en daarin geledigd werd.

Herman Heijermans Sr.: Uit de Herinneringen van een oude Journalist. 1949

Een aantal kooitjes stond zelfs op een plank die over de stortbak was gelegd. Deed je een grote boodschap dan daverde uit al die keeltjes de snaterrol over het stilletje.

Maarten 't Hart: De gevaren van joggen. 1999

< >