God. Het aanduiden van God met een van zijn eigenschappen is een traditie die de christenen overnamen van de joden. Het toedienen van een positieve eigenschap heeft een verzachtende werking. De aanduiding van ‘de Eeuwige’ is immers zo heilig dat de naam in bepaalde kringen niet mag worden uitgesproken. Van de specifieke naam waarmee in de Hebreeuwse bijbel naar God verwezen werd, zijn alleen de medeklinkers J-H-W-H overgeleverd.
De juiste uitspraak is onbekend. Tijdens kerkelijke voorlezingen opteert men al eeuwenlang voor het joodse woord ‘Adonai* ’ of het Griekse ‘kurios’, hetgeen zoveel betekent als ‘Heer’. Zie verder nog: Allerhoogste*; Almachtige*; Gezegende*; Heer*; Heiland*.
Hoe flauw, onder hoe veel aftrekkingen van ’t gemoed, zou men het Opperweezen aanspreeken.
De Onderzoeker. 1771, geciteerd in WNT
Er zijn er onder hen, die geen God kennen, onder welke naam ook! Die menen dat het voldoende is, de wetten te gehoorzamen der burgerlijke maatschappij ! Die een oogstlied, waarin ze hun vreugde uitdrukken over het welslagen van hunne arbeid, beschouwen als voldoende dank aan het Opperwezen dat die oogst rijpen liet! Er leven daar verdoolden, mijne geliefden — wanneer zulk een gruwelijk bestaan de naam van leven dragen mag!
Multatuli: Max Havelaar. 1860
...zolang wij voor ogen houden dat wij er goed op staan bij de Opperste Rechter...
Ben Borgart: De vuilnisroos. 1972
En waar kunnen we veiliger schuilen dan bij het opperwezen?
Renate Dorrestein: Korte metten. 1982