(1) in het leven zitten: als prostituee aan de kost komen. Deze eufemistische uitdrukking komt reeds voor bij Kiliaen (‘in tleven sitten’) en in andere middeleeuwse bronnen (o.a. vermeld in ‘De middeneeuwsche keurboeken van de stad Leiden’ uitgegeven door H.G. Hamaker, 1873). Een lichtekooi* werd toen een ‘vrouw van den levene’ genoemd. Tegenwoordig spreekt men over ‘een vrouw uit het leven’. Ook in het Engels: ‘the life’.
Vooral meisjes die pas in het leven zitten worden daar het slachtoffer van.
Haring Arie: Een leven aan de Amsterdamse zelfkant. 1968
In het holst van de nacht ben ik gevlucht naar een oude vriendin, ik wist niet dat zij in het leven was. Jan Mens: Griet Manshande. 1972
Hoewel ik geen beest ben, of toch niet voltijds, bleef ik glimlachen toen ze zei dat ook haar moeder in het leven zat, maar die had zich gespecialiseerd in klanten met ‘wilde SM-fantasieën’.
Humo, 12-10-99
‘Vroeger was het hier gezellig’, vertelt rossige Mariëtte, een met veel goud behangen oudgediende die al dertig jaar in het leven zit, waarvan twintig als kleine zelfstandige achter een raam in het Schipperskwartier.
DeTelegraaf 10-03-2000
(2) uit het leven zijn: geen prostituee meer zijn.
De 32-jarige Amolda Z.-S., die vroeger in de Oude Kennissteeg ‘zat’, maar ‘nu uit her leven is’ (dat wil zeggen: geen publieke vrouw meer).
[iHet Vrije Volk, 19-11-39, geciteerd in]WNT