homoseksuele persoon; een homo met vrouwelijk gedrag.
In deze betekenis veel ouder dan we geneigd zijn te denken. Reeds in het begin van de achttiende eeuw was ‘nigt’ een codewoord onder sodomieten. Tegenwoordig is het een ironische geuzennnaam. Homoseksuelen prefereren deze term boven ‘homofiele medemens*’. Er zijn ‘nichten als paarden (of kathedralen)’, ‘huis- weekend- en supernichten’. Je kunt ook zinspelend zeggen dat iemand ‘uit Nigtevecht’ komt. Verder bestaan er nog ‘nichtenmoeders’: oudere vrouwen die homo’s onder hun bescherming nemen en voor gezelligheid zorgen.
Het opmerkelijkst was de oude nicht die met zijn seksuele activiteiten het moreel meende te versterken, met medeweten van de officieren.
NRC Handelsblad, 30-09-98
Die Lucien is zo’n enorm stereotiepe nicht.
Trouw, 07-08-99
Terwijl in Amsterdam een luidruchtige botenparade voer, zat ik met zes nichten in een fluisterboot. de Volkskrant, 13-08-99
