Verkorting van ‘etnische* minderheden’, een kleine bevolkingsgroep met een andere cultuur, die gediscrimineerd wordt op grond van huidskleur, religie, taal enzovoort. Tegenwoordig slaat het woord op de achtergestelden, de sociaal zwakkeren uit de maatschappij (waartoe vooral migranten behoren). Migratie en minderheden waren vooral in de jaren tachtig heel gevoelige onderwerpen.
De term is vooral populair onder politiek-correct denkenden omdat er geen verwijzing in zit naar de huidskleur van deze groep. Er wordt blijkbaar gesuggereerd dat deze bevolkingsgroepen minder in aantal zijn, wat voor velen mogelijk een geruststellende gedachte is. Het Engelse ‘minorities’ ligt aan de basis van dit woord dat thans in vele landen een explosieve politieke lading heeft.
De Utrechtse prof. dr. Han Entzinger, hoogleraar Algemene Sociale Wetenschappen, in het bijzonder vraagstukken van migratie, integratie en arbeid(-smarkt), heeft de afgelopen vijftien jaar in de media naam gemaakt als de ‘minderhedenprofessor’ van Nederland. Telkens als er iets met minderheden aan de hand is dat uitleg dan wel een mening behoeft, komt hij op televisie. Entzinger speelde een prominente rol in het vormgeven van het minderhedenbeleid van de overheid.
Godsdienstige minderheden, die zich overheerscht gevoelen, doordien slechts weinige publieke ambten voor haar aanhangers openstaan.
P.A. Diepenhorst: Leerboek van de Economie. 2 dl. Zutphen, 1954-’55, geciteerd in WNT
Voor het eerst wordt het blanke vaderland frontaal geconfronteerd met heftige en exotische gevoelsuitstortingen van wat we tot nog toe bagatelliserend ‘minderheden’ noemden.
Het Parool, 15-10-92
De stadssociologen Gerard Anderiesen en Arnold Reijndorp ontdekten dat bewoners een wijk het prettigst vinden als het gaat om een ‘wijk van minderheden’, oftewel een wijk waar geen enkele subcultuur dominant is, waar iedereen ‘in de minderheid’ is.
De Groene Amsterdammer, 24-06-98
Problemen met minderheden doen zich, wat Europa betreft, niet alleen voor in de Balkan.
NRC Handelsblad, o 1-12-99