Woordenboek van Eufemismen

Marc de Coster (2004)

Gepubliceerd op 17-08-2018

jasses

betekenis & definitie

Deze uitroep van afkeer of tegenzin (ook wel in de vormen: ajakkes; jakkes; jakkie; jesses enzovoort) is in feite een verbastering van de naam Jezus. Reeds in de zeventiende eeuw werd Jaszes door Bredero en Huygens gebruikt als uitroep. De beklemtoonde klinker wordt gewoon veranderd. Voor onze voorouders waren bepaalde formules waarin de naam van God of de heiligen gebruikt werden taboe.

Dat verklaart de overvloed aan bastaardvloeken (waarvan enkel de bekendste in dit boek werden opgenomen). Uit onderzoek van de taalkundige Dédé Brouwer rond krachttermen bleek dat ‘jasses jesses’ meer een vrouwenwoord is. Tevens bleek dat vrouwen over het algemeen veel netter praten.

Met zoo’n sliert studenten uit een kerk komen, elken dag weeran..., zoo dat op laatst de menschen zeggen: daar heb je de jongetjes van het klein-seminarie... jasses nee!

Gids. 1918, geciteerd in WNT

‘Jasses’ zei de kok. ‘Hoe ken u daar zo bij zitten?’

jan de Hartog: De kleine ark. 1953, vijfde druk. 1973

‘Jasses, woeste driesteling,’ zei hij terwijl hij de hond voorzichtig op zijn poten in de gang zette.

Jan Wolkers: De perzik van onsterfelijkheid. 1980

Hè, jasses, wat een broddellapje wordt dit zelfportret.

Elisabeth Lockhorn: Geletterde vrouwen. 1996

je weet wel, omfloerste uitdrukking die op alles en nog wat kan slaan, dat wat men liever niet bij naam noemt: het geslachtsorgaan (eerste en derde citaat) bijvoorbeeld (hij is aan zijn je-weetwel geopereerd), maar ook zoals in het tweede citaat, de oorlog (in Kosovo).

Ik zou nog eerder een meid op d’r je weet wel zoenen.

Jan Wolkers: Terug naar Oegstgeest. 1963

Er zijn al mensen die adverteren met het feit dat hun stukje niet over Je Weet Wel gaat.

de Volkskrant, 30-04-99

Caryevchi’s transparante blaasorkest kan naar subsidie fluiten. Met het gevolg dat ook de 23 professionele orkestleden voor de kat zijn jeweetwel repeteren en spelen.

HP/De Tijd, 07-04-2000