Ensie 1950

Redactie Gerrit Krediet, Jan Baert, Jac. Bot, Salomon Kleerekoper (1950)

Gepubliceerd op 04-07-2019

Landbouw in de tropen en subtropen

betekenis & definitie

Inleiding: De groeivoorwaarden, die onze cultuurplanten in het tropengebied aantreffen, verschillen in vele opzichten van die, welke de gematigde luchtstreken kenmerken. De tegenstelling tussen een koude en een warme periode ontbreekt en daarmee de jaarlijkse krachtige opwekking tot nieuw leven bij de intrede van de lente na de winterrust.

De machtige prikkel, die uitgaat van de terugkeer der hogere temperaturen bij aanwezigheid van voldoende vochtigheid geeft de gewassen der gematigde streken de verhoogde vitaliteit, zich uitend in plotselinge groei, zaadontkieming, nieuwvorming van bladeren en loten enz. In de tropen treedt een dergelijke concentratie van bloei, vruchtvorming, rijping enz. niet op onder invloed van het komen van warmte na koude, maar van vocht na droogte, de onderscheiding van zomer en winter vervalt om plaats te maken voor de verdeling in een droge en een natte tijd, waarbij de droge tijd dan vergelijkbaar is met de winter der gematigde zone en de natte tijd, als de echte groeiperiode onzer gewassen, met de zomer, terwijl er geen temperatuurverschillen zijn tussen de droge en de natte periode, die voor het plantenleven enige betekenis hebben.In de subtropen doet de winter zich gelden door verminderde groeikracht in de jaarlijkse periode met lagere temperaturen, die de tropen missen. In tropengebieden die ook geen afwisseling tussen droge en natte perioden kennen, heerst zulk een gelijkmatigheid in groei en bloei, dat geen enkele concentratie in vruchtvorming of rijping optreedt. Alle veranderingen in het uiterlijk der planten zijn regelmatig over het gehele jaar verdeeld. Sommige delen van Sumatra en Nieuw-Guinea naderen zeer dicht tot deze paradijsachtige toestand. Enkele van onze cultuurgewassen reageren nauwelijks of niet op de vochtigheidsverschillen van hun standplaats en verdelen daardoor hun oogst bijna gelijkmatig over de maanden van het jaar. Andere reageren duidelijk, soms zelfs zeer snel, op het vallen van regen na dagen van droogte.

De oliepalm bijvoorbeeld verdeelt zijn oogst op Sumatra’s Oostkust over het gehele jaar met een kleine oogsttop in Augustus tengevolge van een geringe bloeitoename in Maart. In W. Afrika geeft deze boom zijn gehele oogst in drie maanden als gevolg van een sterke bloeiconcentratie, die daar optreedt bij het komen der regens na een lange droogte, die Sumatra niet kent. De Arabica-koffie bloeide op Java wanneer na de droge Oostmoesson de regens doorkwamen, even rijk als de kers in de Betuwe. De Robusta-kofFie, die de Arabica heeft vervangen, bloeit practisch het gehele jaar en geeft daardoor alle maanden iets te oogsten. De sinaasappel heeft in Valencia en in Z. Afrika zijn hoofdbloei in het voorjaar, in Suriname na de korte of na de lange droogteperiode en weifelt daardoor met zijn hoofdoogst tussen September en April.

Het feit dat in de tropen de temperaturen tussen nauwe grenzen schommelen, heeft voor de aanpassingsmogelijkheid van onze cultuurgewassen misschien nog meer betekenis dan het feit, dat de dagtemperatuur in de vlakte steeds in de buurt van 30° C ligt. Het temperatuurverschil tussen de koudste en de warmste maand is gewoonlijk kleiner dan dat tussen dag en nacht. De bijna volstrekte onveranderlijkheid van de daglengte komt de gelijkmatigheid nog verhogen. Aan de kusten bedraagt de bodemtemperatuur bijna constant 26° C. Elke 100 meter hoger daalt deze 0,6° C, zodat omstreeks 1000 meter boven zee de zomertemperaturen der gematigde zone optreden. Maar dit bezorgt de cultuurplanten uit die zone geen ontwikkelingsmogelijkheid, doordat het echte tropenkarakter der onverstoorbare gelijkmatigheid blijft.

Geen koude periode, geen verandering van daglengte. Appelen, peren, kersen of druiven vinden in het milde klimaat op de tropenhoogvlakten geen milieu, waarin ze bevredigende oogsten kunnen voortbrengen. Eenjarige gewassen, die geheel op de zomer zijn aangewezen, passen zich gemakkelijker aan. Aardappelen, peulen, worteltjes geven op ca 1500 meter zeehoogte goede resultaten.

In de tropengordel evolueerde uit de flora een groot aantal cultuurgewassen. Vele rassen daarvan konden zich aanpassen aan niet-tropische omstandigheden, zoals er ook planten zijn, die hun bakermat in koelere streken hebben, maar toch ook in de tropen economische betekenis kregen.

Eenjarige gewassen zijn over het algemeen minder gebonden aan het karakter van hun oorsprongsgebied dan de overjarige.Rijst, maar vooral maïs,wordt in een veel bredere gordel om de evenaar geteeld dan cocospalm en rubber.

Het inzamelen van producten die de natuur voortbrengt, zonder dat de mens maatregelen nam tot vermeerdering of verzorging van het gewas, dat het begeerde goed produceerde, neemt in de tropen een voorname plaats in naast de eigenlijke landbouw. In vele streken bleef de eigenlijke landbouw primitief, doordat de ruime opbrengst van het inzamelen de noodzaak wegnam tot het accepteren van de zware arbeid, die de landbouw de mens oplegt. Vooral in de schaars bevolkte streken die de tropengordel nog vele heeft, is de autochthone bevolking zich nog weinig bewust, dat de mens in staat is invloed uit te oefenen op de voortbrengende kracht der natuur door het vernietigen van onkruiden, het losmaken van de grond, het aanvoeren of het afvoeren van water enz. Het feit, dat de tropen het gehele jaar door iets hebben aan te bieden voor de directe behoefte van de mens, onthief deze van de verplichting steeds bedacht te zijn op het vormen van voorraden. Inderdaad heeft men in de tropen veelal een hechtere basis voor zijn welstand in de dagelijkse productiekracht der natuur, dan in opgelegde goederen, die daar meer dan elders behoren tot de schatten, die de mot en de roest verteren. Bij bijna alle tropische volken bleef de landbouw het karakter van aanvulling op de spontane natuurproductie houden, zolang de bevolkingsdichtheid dit toeliet.

Tabel 1. Bevolkingsaanplant van Java en Madoera in 1938 sawahrijst . 3 571 000 ha aardnoten . 262 000 ha rijst op droge grond. . . 389 000 „ sojabonen . 380 000 „ maïs . . . . 2 006 000 andere peulvr. 196 000 „ cassave . . . 948 000 bevolkings- tabak . . 147 000 „ bataten . . . 184 000 „ bevolkings- suiker . . 15 000 aardappelen . 8 000 „ overige gewassen . 540 000 andere knol- gewassen . 122 000 KRIJG HET WITGEDEELTE NIET VERWIJDERD Tabel 2. Aandeel van Indonesië in de wereldexport van 1938 met daarachter het %, dat de bevolking daarvan leverde oliepalm% % producten. . 24 0 kinabast . . . 90 0 agavevezel . . 25 0 suiker. . . . . 5 1 cacao . . . . 0,2 2 thee . . . . . 17 18 tabak . . . 9 30 Rubber . 600 000 ha 48 % oliepalm . 92 000 ha 0% thee . . . 138 000 , 18 7« cocospalm 50 000 ,. 95% koffie . . 104 000 , 58% cacao . . 6 500 „ 2% kina. . . 17 000 , 0% Tabel 3. Beplantingen der ondernemingen in Indonesië in 1938 en daarachter het exportaandeel der bevolking in soortgelijke tuinen in % rubber .... 33 50 koffie 4 38 cassaveproduc- ten 9 27 kapok .... 64 83 cocos- producten . . 29 95 peper 85 99 Tabel 4. Rijst productie der landen met grotere opbrengst per ha dan Java en Madoera Italië OP 161 000 ha gem. 5,25 ton p. ha Spanje op 54 000 „ „ 4.48 Japan OP 3 100 000 ., „ 3,85 „ „ „ Hawaii . . . . OP 10 000 „ „ 3,83 „ „ „ Egypte . . . . op 220 000 „ „ 3,49 „ „ „ Ver. Staten . . . OP 425 000 „ „ 2,53 „ „ „ Java en Madoera OP 4 000 000 „ „ 1,58 „ „ „ Reeds in voor-historische tijden hebben zowel negatief-als positief-economische gewassen zich over grote uitgestrektheden der tropen en subtropen verbreid, hetzij buiten invloed van de mens, hetzij door diens doelbewuste opzettelijke handelingen en ook als ongewild gevolg van zijn beweeglijkheid.

Zo vestigde de gevreesde, bijna onuitroeibare alang-alang zich op elk onbeschaduwd stukje grond, dat de mens in cultuur bracht. De cocospalm werd in oude tijden als het rijkste cultuurbezit uitgedragen langs de tropengordel, terwijl zijn bakermat zich bevindt in Z. Amerika. Kina en Hevea werden zeer opzettelijk van Z. Amerika naar Azië overgebracht om de productie van kinine en rubber in overeenstemming te brengen met de behoefte, die de wereldhuishouding daaraan had. Over het algemeen is de eigen landbouw der tropenbewoners gericht op de voorziening in eigen directe behoeften, terwijl de bemoeienis van het meer technisch ontwikkelde, economisch beter georganiseerde West Europa in het tropengebied gelegenheid zocht stapelproducten voor de wereldmarkt te produceren.

Zo ontstond in vele tropenlanden naast de bevolkingsproductie een ondernemingslandbouw op ondernemingen van gewoonlijk meer dan1000 ha, op westerse wijze georganiseerd en geoutileerd, waar men gebruik maakt van de arbeid der bevolking, die deels in vaste dienst der onderneming trad, maar voor het overgrote deel slechts af en toe in het werken op de onderneming een aanvulling zoekt op de inkomsten uit het eigen boerenbedrijfje. Vooral in de zeer dicht bevolkte streken, die achter gebleven zijn in de maatschappijvorming door het niet tot ontwikkeling komen van het ambacht met zijn gedifferentieerde arbeidsmogelijkheid, is de arbeidsgelegenheid, die het grootbedrijf schept, van enorme betekenis, inzonderheid voor dat deel der bevolking, dat geen deel heeft in de tot het uiterste verdeelde gronden. In Indonesië kunnen gronden, die niet door de bevolking voor hun eigen cultures verlangd worden (dus alleen in afgelegen streken) voor 75 jaar in erfpacht worden gegeven. Gronden bij de bevolking in gebruik, kunnen alleen voor korte perioden gehuurd worden. De boomgewassen en de tabak op Sumatra teelt men op erfpachtpercelen, suikerriet en tabak op Java op gehuurde gronden in afwisseling met de verbouw van rijst en tweede gewassen der bevolking.

In de twintigste eeuw volgde in vele streken de bevolking het voorbeeld dezer geïmporteerde ondernemingen en ondergroef daardoor in sommige gevallen het bestaan ervan door hun onmisbaarheid op te heffen: de producten die de wereld behoefde, werden geleverd door de uit de bevolking organisch opgekomen landbouwbedrijven. In Indonesië werd in de jaren vlak voor de tweede wereldoorlog reeds ruim de helft van de koffie door de bevolkingstuinen geproduceerd, terwijl de rubberondernemingen, die in 1915 nog de markt vrijwel alleen bedienden, met moeite de helft van de rubberexport wisten te behouden. Overal in de tropen ondervindt het goed geoutilleerde westerse bedrijf de concurrentie van de langzaam uit zijn primitieve staat oplevende landbouw der inheemse bevolkingen. Bij de behandeling der landbouwproducten der tropen zullen we in vele gevallen moeten wijzen op de grote verschillen, die er bestaan in de wijze waarop de bevolking en de onderneming hun product verkrijgen en daarin de oorzaak terugvinden van de grote kwaliteitsverschillen. Wij beginnen onze beschouwing van de tropische en subtropische landbouw met de voedingsgewassen.

< >