Ensie 1950

Redactie Gerrit Krediet, Jan Baert, Jac. Bot, Salomon Kleerekoper (1950)

Gepubliceerd op 04-07-2019

Tabak

betekenis & definitie

De tabak (van Nicotiam tabacum en andere soorten van dit geslacht) neemt een zeer bijzondere plaats in onder de genotmiddelen, niet alleen door het algemeen gebruik onder alle volken der aarde, maar ook door het cosmopolitisch karakter van deze tropische plant, waarvan verschillende rassen tot zeer ver van de tropengordel nog met succes geteeld kunnen worden. Het inademen van rook van brandende bladeren en vruchten is wellicht reeds duizenden jaren oud: het roken van tabak werd snel over de gehele wereld verbreid na de reizen van Columbus.

In Europa was het gebruik van tabak als snuif aanvankelijk het belangrijkst en werd het pruimen van tabak vrij algemeen, maar het roken in pijpen, later als sigaren en tenslotte als sigaretten heeft als ‘gewoonte’ alle andere gebruiken overvleugeld.De tabak is een der schoonste leden van de familie der Solanacea zoals de aardappel een der rijkste daarvan is. De verschillende rassen hebben elk hun bijzonder uiterlijk, maar bij alle tabak staan de bladeren afwisselend en nemen zij naar boven in grootte af. Het bladoppervlak voelt wasachtig aan, doordat het bezet is met klierhaartjes, die een bruin vocht bevatten. Het verse blad verspreidt na kneuzing een onaangename bedwelmende geur en smaakt scherp bitter. De gehele plant bevat nicotine, een alkaloied, dat in zuivere toestand tot de sterk werkende vergiften behoort. De rosé, rode of witte bloemen staan in schijnkransen aan de top van de plant.

De weinig geteelde viooltjestabak (van Nicotiana rustica) draagt gele bloemen en heeft gesteelde glanzende bladeren. De zaaddoosjes, die zich uit de zelfbestuivende bloemen ontwikkelen, bevatten zeer vele uiterst kleine zaden tot 36000 per plant of 12000 in 1 gram. De kruidachtige plant is éénjarig, maar wordt in Indonesië steeds aangeduid door de naam tabaksboom. De 20 tot 30 bladeren worden van beneden af onderscheiden in zandblad, voet blad, middenblad en topblad. Bij sommige rassen hebben zij een lengte van 60 cm bij een breedte van 30 cm. Ze zijn meestal puntig en min of meer lancetvormig, bijna altijd ongesteeld en voorzien van lobben aan de voet, die de stengel omvatten (gebroekte bladeren).

In sterker mate dan bij de andere cultuurplanten is de bodemgesteldheid en de bijzondere behandeling van het blad doorslaggevend voor de kwaliteit van het eindproduct. Het klimaat en de weersgesteldheid komen eerst in de tweede plaats als bepalende factor. De handelssoorten en kwaliteiten worden dan ook steeds onderscheiden naar de herkomst en genoemd naar de groeiplaats of de exporthaven.

Als de fijnste, beste tabak geldt het product, dat verkregen wordt in een kleine vlakte ten Westen van Havana op Cuba, in het district Vuelta Abaja. Nergens Soorten op aarde kan deze edele kwaliteit verkregen worden: zelfs niet in de onmiddellijke omgeving van dit district. Als tweede tabaks-dorado komt het district Partidos, daarop volgt de rest van Cuba, waarbij zich sommige merken van de Vorstenlanden (o.a. Modjo) heel dicht aansluiten. Deze tabakken zijn in de allereerste plaats bestemd voor de sigaren-industrie, die een heel scherp onderscheid maakt tussen dekblad (buitenste omkleding van de sigaar), omblad (waarin de uit kleine stukjes bestaande inhoud is gewikkeld) en binnengoed (steeds bestaande uit een met zorg gekozen mengsel). Dekblad moet dun, soepel en licht van kleur zijn.

Het moet min of meer neutraal zijn wat smaak en aroma betreft, maar goed brandbaar en witte as geven, die niet los laat. De bladnerven moeten geen scherpe hoek maken met de hoofdnerf. De Deli-tabak voldoet aan de hoogste eisen, die aan dekblad worden gesteld. Zoals de Havana-kwaliteit buiten Cuba slechts te benaderen is, kan ook het dekblad van Deli en Langkat buiten Sumatra’s Oostkust niet geproduceerd worden.

De Turkse tabak van Klein-Azië komt op gelijke wijze nergens elders tot het aroma, dat deze tabak zijn hoge waarde geeft, speciaal voor de sigarettenindustrie. De Egyptische sigaret, voor een groot deel uit deze tabak samengesteld, vindt zijn weerga niet, maar in Egypte groeit geen tabak.

De grootste tabaks-productie treft men aan in de Ver. St. in de gebieden, waar de tabakscultuur het eerst is begonnen. De centra zijn: Kentucky en Virginia, daarop volgt Voor-Indië, dat evenals Syrië veel viooltjestabak teelt, meest voor eigen gebruik. Het uiterste Noorden van Bengalen is het productiecentrum voor de tabak, die verder in elke landstreek van het enorme gebied wordt aangeplant. Rusland produceert meest voor eigen gebruik. Indonesië heeft een zeer gevarieerde tabakscultuur voor eigen gebruik naast een belangrijke export, ca 100 000 ton, grotendeels afkomstig van ondernemingen met westerse organisatie.

Overige productielanden zijn: Turkije, de Filippijnen, Brazilië, Bahia en Cuba. De wereldoorlog van 1939-1945 heeft zowel de productie als de handel in tabak ernstig gestoord. Opvallend is dat de verwerking van de tabak steeds meer werd gemechaniseerd. Door het gebruik van machines ‘met ogen en vingers’ is het gebruik van menselijke arbeid sterk teruggedrongen. De cultuur daarentegen bleef, meer dan de teelt van andere gewassen, zeer sterk gebonden aan de menselijke arbeid. Alles bleef handenarbeid en er is bijna geen cultuur, die zo’n ernstig beroep doet op de arbeidsmarkt voor zijn geweldig groot aantal, meestal weinig kracht vragende manipulaties.

De fijne zaden worden op kweekbedden uitgezaaid. Na 40 dagen worden de plantjes overgebracht naar het veld, meestal op dubbele rijen. De ‘bomen’ worden ca 2,5 m hoog. Uitlopers worden weggehouden en de bloeitop wordt uitgeknepen om de sapstroom zoveel mogelijk naar de bladeren te leiden. In de ochtenduren plukt men de bladeren in verscheidene rondgangen, waarbij eerst het zandblad, daarna het voetblad enz. wordt binnengehaald om aan touwtjes geregen te drogen in speciaal daarvoor gebouwde droogschuren. Na 3 weken worden de droge bladeren gebundeld om gefermenteerd te worden.

Dit moet met veel zorg geschieden, daar de kwaliteit van de tabak voor een groot deel bepaald wordt door de fermentatie. Het eist 3 tot 4 keer overstapeling op steeds grotere stapels. De fermentatie duurt ongeveer 4 maanden, waarna de sortering begint. Blad voor blad wordt beoordeeld op kleur en gaafheid. Daarna volgt de sortering op bladgrootte en de verpakking tot bundels, samengevoegd in pakken van 80 kg. De Krosok van Java die vooral pijptabak levert, is een bevolkingsproduct.

De tabaksteelt die tot op 36° van de evenaar haar schoonste resultaten bereikt, eist grote tuinmans-vakbekwaamheid en een zorgvuldige behandeling. De bemesting, vraagt grote voorzichtigheid, daar te veel fosforzuur de as donker maakt, een te hoog chloorgehalte het gloeivermogen van de tabak wegneemt enz. Grote invloed op de kwaliteit van de tabak wordt uitgeoefend door het gehalte aan appelzuur (4 tot 13%), citroenzuur (0,5 tot 8%) en oxaalzuur (1 tot 4%). Het nicotinegehalte, dat varieert van 0 tot8%,ligt gewoonlijk in de buurt van 2,5%. Merkwaardig is, dat de tabak nooit wordt verkocht op garantie van een bepaald nicotinegehalte, terwijl dit toch de stimulerende stof is, die men wenst op te nemen bij het roken, kauwen en snuiven. De nadelen die de roker soms ondervindt worden dikwijls meer veroorzaakt door het inademen van kolendamp en andere verbrandingsproducten, dan door de nicotine.